Niemand minder dan de Theoloog des vaderlands, Stefan Paas, heeft de moeite genomen te reageren op mijn stuk (een uitgebreidere versie staat hier op deze site). Dat waardeer ik, ook al meen ik dat zijn tegenwerpingen niet erg overtuigend zijn. 

Als eerste lijkt het alsof het voor Paas niet helemaal duidelijk is wat nu mijn punt is, terwijl ik dat benoem in zowel de inleiding als in de conclusie. Het lijkt me evenwel goed dat ik dat nogmaals kort schets. Het onderliggende probleem is dat theologen geen betrouwbare kenmethoden hebben om wat te zeggen over hun onderzoekobject: God of het goddelijke. Wat simpeler gezegd: ze hebben geen manier om ware van onware uitspraken te scheiden, zin van onzin. Een gevolg of symptoom hiervan is dat er een wildgroei aan speculaties is ontstaan: allerhande (fundamenteel) verschillende ideeën over God en het goddelijke, terwijl niemand kan weten wie er gelijk heeft. Beide lijken mij problematisch voor elke gelovige die zijn geloof intellectueel wil verantwoorden – theoloog of niet. 

Ten tweede: is die fundamentele onenigheid echt zo problematisch? Treffen we die niet ook aan in de politicologie of literatuurwetenschappen, twee voorbeelden van Paas? De belangrijke vraag is nu in hoeverre de onenigheid in deze vakgebieden te vergelijken is met die in de theologie. Ik beperk me tot twee punten van verschil. In de eerste plaats is het bij deze vakgebieden duidelijk dát hun onderzoeksobject bestaat, terwijl dat bij de theologie niet bepaald het geval is. Voorts ging mijn stuk over feitelijke uitspraken over God. Is over feitelijke uitspraken onder politicologen werkelijk zoveel onenigheid, en dat al eeuwenlang? Politicologen zullen het inderdaad lang met elkaar oneens blijven over of bijvoorbeeld een liberale of socialistische regering de voorkeur verdient, maar dat zijn normatieve uitspraken. Maar feitelijke vragen over liberalen en socialisten (Wie is er hoger opgeleid? Wie doet er meer vrijwilligerswerk?) of over politieke stelsels zijn wel degelijk goed te beantwoorden. Ook in de literatuurwetenschap is het duidelijk dát de literatuur bestaat, en zit de mogelijk onoplosbare onenigheid meestal niet in feitelijke kwesties, maar in subjectieve kwesties over interpretatie en waardering.  Deze wetenschappen hebben dus wel degelijk goede methoden om feitelijke kwesties te beslechten, maar theologen hebben die niet – het fundamentele probleem waar ik in mijn stuk op wijs. 

Vervolgens meent Paas dat het met die onenigheid wel meevalt: "De historische realiteit is dat onder theologen en in religieuze tradities wel degelijk vormen van overeenstemming zijn bereikt." Binnen die tradities is er inderdaad de nodige overeenstemming, wat ook niet zo gek is als mensen over het algemeen opgroeien binnen die traditie. Ook worden ketterse ideeën binnen zo'n traditie vaak bestreden, met bijvoorbeeld de Inquisitie, excommunicatie, of tegenwoordig meestal met mildere middelen. De fundamentele verschillen zitten vooral tussen tradities. Paas wijst op de christelijke credo's, maar daar zijn de joden en moslims het al niet mee eens. En welke overeenstemming is er met de polytheïstische tradities van de hindoes, Babyloniërs en oude Grieken? En de animistische tradities van sjamanen? Op dit punt, dat ik ook al in mijn stuk maakte, gaat Paas niet in, terwijl juist hier het probleem dat ik schets zo duidelijk wordt. En hoe kunnen die tradities dan ware van onware uitspraken over het goddelijke onderscheiden? Paas blijft ook hierop het antwoord schuldig. Het feit dat een idee een (lange) traditie heeft, zegt niets over de waarheid ervan, zoals Paas in het geval van astrologie waarschijnlijk zal beamen. Het idee dat er "ruwe data" over God te vinden is in de vele geschriften die gelovigen aandragen, is uiteraard zeer problematisch wegens redenen die ik in mijn eerste stuk al benoemde (en waar Paas niet op ingaat). 

En tot slot dan de kenmethodes: wanneer zijn ze betrouwbaar in het bepalen van feitelijke waarheid? Het is niet lastig om daar een aantal richtlijnen voor te noemen. Een wetenschapper past ze dagelijks toe; de niet-wetenschapper kent ze als zijn boerenverstand. Laat me er drie noemen. Een goede kenmethode is gevalideerd: je weet dat de methode bepaalt wat je wilt bepalen. Ook levert een goede methode consistente resultaten op: je krijgt niet steeds een andere uitkomst. Daarnaast verwachten we dat de kennis die deze methode oplevert samenhangt met andere betrouwbare kennis. Door het toepassen van dergelijke richtlijnen ontstaat er een epistemisch gerechtvaardigde [1] consensus, zoals de geschiedenis van de wetenschap rijkelijk demonstreert, zij het via een weg van vallen en opstaan. Theologie scoort op alle drie genoemde richtlijnen slecht. Het is dan ook niet vreemd dat theologen niet tot een (epistemisch gerechtvaardigde) consensus komen als ze geen betrouwbare kenmethoden hebben. Daar hebben we het probleem dat ik schets, met het genoemde symptoom. 

Uiteraard dient er aan de universiteit ruimte te zijn voor de belangrijke vragen die de mens stelt, waaronder "wat het betekent om ‘God’ te zeggen en in God te geloven". Dat doen andere wetenschappen al, in het bijzonder de godsdienstwetenschappen. De vraag wie of wat God nu is, wat Hij vermag en (niet) doet, is echter van een andere categorie, die van vage, achterhaalde en/of oncontroleerbare ideeën. Tot die categorie behoort bijvoorbeeld ook astrologie – óók belangrijk voor miljoenen mensen én met een rijke traditie. Hoort astrologie volgens Paas dan ook thuis aan de universiteit? 

Mijn probleem blijft dus staan: we kunnen niet weten welke uitspraken over God wel of niet kloppen. Er zijn geen betrouwbare kenmethodes hiertoe. De twee opties die Paas opvoert (traditie en geschriften) zijn beide problematisch. De wildgroei aan theologische speculaties en ideeën over het goddelijke is hier het gevolg van. 

Noot

[1] Dat wil zegen: een consensus die gestoeld is op betrouwbare kennis, en niet op een willekeurige andere grond, zoals opvoeding, traditie of psychologische behoefte.

 

Wie zijn er online?

We hebben 490 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Willem Frederik HermansWillem Frederik Hermans, fysisch geograaf en schrijver.

Citaat

I would never die for my beliefs, because I might be wrong.

~ Bertrand Russell

Niemand minder dan de Theoloog des vaderlands, Stefan Paas, heeft de moeite genomen te reageren op mijn stuk (een uitgebreidere versie staat hier op deze site). Dat waardeer ik, ook al meen ik dat zijn tegenwerpingen niet erg overtuigend zijn. 

Als eerste lijkt het alsof het voor Paas niet helemaal duidelijk is wat nu mijn punt is, terwijl ik dat benoem in zowel de inleiding als in de conclusie. Het lijkt me evenwel goed dat ik dat nogmaals kort schets. Het onderliggende probleem is dat theologen geen betrouwbare kenmethoden hebben om wat te zeggen over hun onderzoekobject: God of het goddelijke. Wat simpeler gezegd: ze hebben geen manier om ware van onware uitspraken te scheiden, zin van onzin. Een gevolg of symptoom hiervan is dat er een wildgroei aan speculaties is ontstaan: allerhande (fundamenteel) verschillende ideeën over God en het goddelijke, terwijl niemand kan weten wie er gelijk heeft. Beide lijken mij problematisch voor elke gelovige die zijn geloof intellectueel wil verantwoorden – theoloog of niet. 

Ten tweede: is die fundamentele onenigheid echt zo problematisch? Treffen we die niet ook aan in de politicologie of literatuurwetenschappen, twee voorbeelden van Paas? De belangrijke vraag is nu in hoeverre de onenigheid in deze vakgebieden te vergelijken is met die in de theologie. Ik beperk me tot twee punten van verschil. In de eerste plaats is het bij deze vakgebieden duidelijk dát hun onderzoeksobject bestaat, terwijl dat bij de theologie niet bepaald het geval is. Voorts ging mijn stuk over feitelijke uitspraken over God. Is over feitelijke uitspraken onder politicologen werkelijk zoveel onenigheid, en dat al eeuwenlang? Politicologen zullen het inderdaad lang met elkaar oneens blijven over of bijvoorbeeld een liberale of socialistische regering de voorkeur verdient, maar dat zijn normatieve uitspraken. Maar feitelijke vragen over liberalen en socialisten (Wie is er hoger opgeleid? Wie doet er meer vrijwilligerswerk?) of over politieke stelsels zijn wel degelijk goed te beantwoorden. Ook in de literatuurwetenschap is het duidelijk dát de literatuur bestaat, en zit de mogelijk onoplosbare onenigheid meestal niet in feitelijke kwesties, maar in subjectieve kwesties over interpretatie en waardering.  Deze wetenschappen hebben dus wel degelijk goede methoden om feitelijke kwesties te beslechten, maar theologen hebben die niet – het fundamentele probleem waar ik in mijn stuk op wijs. 

Vervolgens meent Paas dat het met die onenigheid wel meevalt: "De historische realiteit is dat onder theologen en in religieuze tradities wel degelijk vormen van overeenstemming zijn bereikt." Binnen die tradities is er inderdaad de nodige overeenstemming, wat ook niet zo gek is als mensen over het algemeen opgroeien binnen die traditie. Ook worden ketterse ideeën binnen zo'n traditie vaak bestreden, met bijvoorbeeld de Inquisitie, excommunicatie, of tegenwoordig meestal met mildere middelen. De fundamentele verschillen zitten vooral tussen tradities. Paas wijst op de christelijke credo's, maar daar zijn de joden en moslims het al niet mee eens. En welke overeenstemming is er met de polytheïstische tradities van de hindoes, Babyloniërs en oude Grieken? En de animistische tradities van sjamanen? Op dit punt, dat ik ook al in mijn stuk maakte, gaat Paas niet in, terwijl juist hier het probleem dat ik schets zo duidelijk wordt. En hoe kunnen die tradities dan ware van onware uitspraken over het goddelijke onderscheiden? Paas blijft ook hierop het antwoord schuldig. Het feit dat een idee een (lange) traditie heeft, zegt niets over de waarheid ervan, zoals Paas in het geval van astrologie waarschijnlijk zal beamen. Het idee dat er "ruwe data" over God te vinden is in de vele geschriften die gelovigen aandragen, is uiteraard zeer problematisch wegens redenen die ik in mijn eerste stuk al benoemde (en waar Paas niet op ingaat). 

En tot slot dan de kenmethodes: wanneer zijn ze betrouwbaar in het bepalen van feitelijke waarheid? Het is niet lastig om daar een aantal richtlijnen voor te noemen. Een wetenschapper past ze dagelijks toe; de niet-wetenschapper kent ze als zijn boerenverstand. Laat me er drie noemen. Een goede kenmethode is gevalideerd: je weet dat de methode bepaalt wat je wilt bepalen. Ook levert een goede methode consistente resultaten op: je krijgt niet steeds een andere uitkomst. Daarnaast verwachten we dat de kennis die deze methode oplevert samenhangt met andere betrouwbare kennis. Door het toepassen van dergelijke richtlijnen ontstaat er een epistemisch gerechtvaardigde [1] consensus, zoals de geschiedenis van de wetenschap rijkelijk demonstreert, zij het via een weg van vallen en opstaan. Theologie scoort op alle drie genoemde richtlijnen slecht. Het is dan ook niet vreemd dat theologen niet tot een (epistemisch gerechtvaardigde) consensus komen als ze geen betrouwbare kenmethoden hebben. Daar hebben we het probleem dat ik schets, met het genoemde symptoom. 

Uiteraard dient er aan de universiteit ruimte te zijn voor de belangrijke vragen die de mens stelt, waaronder "wat het betekent om ‘God’ te zeggen en in God te geloven". Dat doen andere wetenschappen al, in het bijzonder de godsdienstwetenschappen. De vraag wie of wat God nu is, wat Hij vermag en (niet) doet, is echter van een andere categorie, die van vage, achterhaalde en/of oncontroleerbare ideeën. Tot die categorie behoort bijvoorbeeld ook astrologie – óók belangrijk voor miljoenen mensen én met een rijke traditie. Hoort astrologie volgens Paas dan ook thuis aan de universiteit? 

Mijn probleem blijft dus staan: we kunnen niet weten welke uitspraken over God wel of niet kloppen. Er zijn geen betrouwbare kenmethodes hiertoe. De twee opties die Paas opvoert (traditie en geschriften) zijn beide problematisch. De wildgroei aan theologische speculaties en ideeën over het goddelijke is hier het gevolg van. 

Noot

[1] Dat wil zegen: een consensus die gestoeld is op betrouwbare kennis, en niet op een willekeurige andere grond, zoals opvoeding, traditie of psychologische behoefte.

Wie zijn er online?

We hebben 490 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Willem Frederik HermansWillem Frederik Hermans, fysisch geograaf en schrijver.

Citaat

I would never die for my beliefs, because I might be wrong.

~ Bertrand Russell