[Een ingekorte versie van dit artikel is net verschenen als opiniestuk op Geloof & Wetenschap.]
Als atheïst word je er door gelovigen nogal eens van beticht een God te verwerpen waarin ook zij niet geloven. Vooral de 'Nieuwe Atheïsten' als Richard Dawkins, Christopher Hitchens en Sam Harris wordt verweten dat ze hun pijlen richten op een kinderlijke godsvoorstelling. Ook al gelooft een zeer grote meerderheid van de gelovigen in zo'n God, dit is niet de échte God. Daarvoor worden we doorverwezen naar theologen en theologische geschoolde godsdienstfilosofen (die ik hier voor mijn punt bij elkaar reken).
Door de jaren heen heb ik het nodige werk van heel wat van dergelijke denkers gelezen. Daartoe behoren bekende internationale namen als William Lane Craig, Alvin Plantinga, Richard Swinburne, John Polkinghorne, John Haught [1], Alister McGrath en John Hick. Ook Nederlandse theologen ontbreken niet: Gijsbert van de Brink, Taede Smedes, Palmyre Oomen, Mart-Jan Paul, Willem Ouweneel, Karel Deurloo, Willem Drees, Kornelis Miskotte, Stefan Paas, Rik Peels en uiteraard Harry Kuitert. Zelfs de grote Augustinus heb ik twee keer in de kast staan. Recentelijk is daar David Bentley Hart bij gekomen. Zijn boek The Experience of God (2013) zou elke atheïst moeten lezen volgens The Guardian. Hij belooft niets minder dan uit te leggen wie of wat God nu écht is. Blijkbaar kan hij dat in één boek, terwijl theologen daar al letterlijk vele eeuwen over discussiëren, met allerlei fundamenteel verschillende uitkomsten. Over dat probleem wil ik het hier hebben.
Volgens de ene theoloog kunnen we Gods bestaan beargumenteren met rationele argumenten, volgens de andere theoloog is dat onmogelijk, of niet nodig. Volgens veel klassieke godgeleerden kunnen we het nodige weten over God, want Hij heeft zich geopenbaard in de Bijbel of ander religieus boek. Volgens anderen kunnen we juist niets weten over God omdat Hij volledig transcendent is (hoe ze dát dan weer weten, is mij evenwel een raadsel). Volgens de een is God persoonlijk, volgens de ander juist niet [2]. Volgens procestheologen verandert God, volgens anderen is Hij daarentegen onveranderlijk. Grijpt Hij regelmatig in om wonderen te verrichten, of is dat God onwaardig? Is Hij volledig aanwezig in onze wereld (immanent), of overstijgt Hij onze wereld volledig (transcendent)? Waar Jezus bij de ene theoloog nog God op aarde is, is hij bij menig ander slechts een wijze leraar, en voor islamitische theologen is hij een profeet. Kan God lijden of is dat juist onmogelijk (impassibiliteit [3])? Nu eens wordt gezegd dat we weten wat God (niet) wil of verlangt, dan weer dat dergelijke zaken ons verstand overstijgen – soms zelfs door dezelfde theoloog! Sommige theologen willen erg vasthouden aan traditionele ideeën over God en Zijn openbaring. Andere theologen nemen dit niet eens serieus en zien de Bijbel als een fascinerende bundel mythen en verhalen. Zij hebben God vaak volledig geabstraheerd tot 'de grond van het bestaan' of iets van dergelijke obscure strekking.
David Bently Hart behoort ook tot deze laatste categorie. Volgens hem is God "the truly transcendent source and end of all contingent reality" en "the one infinite source of all that is: eternal, omniscient, omnipotent, omnipresent, uncreated, uncaused, perfectly transcendent of all things and for that very reason absolutely immanent to all things". God is "'being itself,' in that he is the inexhaustible source of all reality, the absolute upon which the contingent is always utterly dependent, the unity and simplicity that underlies and sustains the diversity of finite and composite things."
Maar hoe weet Hart dit? Hoe weet hij dat God voldoet aan deze beschrijving? Hart definieert zijn God simpelweg tot bestaand, want wie kan immers het bestaan van "being itself" ontkennen? Dit lijkt meer een semantisch spel dan goed redeneren. Het is de vraag of dit soort woordcombinaties überhaupt betekenisvol zijn. Wat is precies "the one infinite source of all that is"? Wat betekent het om "beyond being” en tegelijk "being itself" te zijn [4]? Het is zelfs de vraag of zijn godsconcept coherent is: is volledig transcendent én immanent zijn wel mogelijk? Ook al beweert hij God niet te willen bewijzen, het boek staat vol met scholastische redeneringen die toch hierop neerkomen, ook al gaan ze uit van discutabele metafysische vooronderstellingen en principes [5].
Zo'n geabstraheerde God is in de Bijbel in ieder geval niet te vinden. Die God, Jahweh, weet bepaalde dingen niet, heeft soms spijt, verandert van gedachten, ontsteekt in toorn als zijn volgelingen achter andere goden aanlopen en maakt zich druk om wat we eten en met wie we het bed delen. Zo'n God met menselijke trekken is niet een karikatuur bedacht door atheïsten, maar hoe gelovigen God destijds zagen [6]. En nog steeds geloven de meeste gelovigen in een God die wonderen verricht, leefregels afvaardigt, gebeden verhoort, straft en beloont, ook na de dood [7]. Dat staat in schril contrast met de volledig geabstraheerde God van veel geleerden, waaronder Hart. Deze lijkt puur te danken te zijn aan zuiver filosofisch getheoretiseer; Hij is niet in de Bijbel (of Koran) te vinden. Blaise Pascal, ook een theoloog, verzuchtte in de zeventiende eeuw al: "Dieu d'Abraham, Dieu d'Isaac, Dieu de Jacob, non des philosophes et savants."
Van zo'n al te menselijke God moeten veel theologen niets hebben, vooral de moderne niet. Hart beweert dat in alle grote religieuze tradities door intellectuelen hetzelfde wordt gedacht over het goddelijke, op dezelfde abstracte manier als hij doet. Als dit al zo is (ik weet te weinig van oosterse theologie om dat te beoordelen), dan is dat vanwege het filter dat hij zelf hanteert. De gelovigen die er een ander godsbeeld op nahouden, neemt hij namelijk niet eens serieus, zelfs niet als dit ook theologen of godsdienstfilosofen zijn. Het idee dat God de aarde slechts een paar duizend jaar geleden schiep en Noach echt de zondvloed overleefd zou hebben met een ark, wordt door hem weggehoond, terwijl vele theologen dit eeuwenlang geloofd hebben, waaronder Augustinus (in De Civitate Dei). Hart hanteert zelf een zeer abstract godsbeeld en diskwalificeert simpelweg eenieder die een concreter en persoonlijker godsbeeld heeft. Dit is een drogreden: de no true scotsman. Op de traditie kan Hart zich dus ook niet beroepen, ook al probeert hij dat wel, want die is weinig eensgezind.
Wat mij het lezen van al deze theologen geleerd heeft, is hoe weinig ze het eens zijn over de aard van hun onderzoeksobject: God. Wie of wat is Hij? Wat kan, weet, wil of doet Hij (of juist niet)? En dan heb ik me hierboven nog slechts beperkt tot monotheïstische theologen. Als we de vraag naar de aard van het goddelijke breder trekken, bijvoorbeeld door ook sjamanen uit het regenwoud en priesters van polytheïstische religies mee te nemen, wordt de verscheidenheid aan denkbeelden nog groter. Maar kunnen we dan niet tenminste stellen dat theologen het erover eens zijn dat er een bovennatuurlijke werkelijkheid en misschien zelfs wel één (opper)God bestaat? Deze minimale consensus is psychologisch te verklaren [8] en zegt niets over waarheid als deze consensus niet gebaseerd is op betrouwbare kenmethoden.
De fundamentele theologische onenigheid is niet alleen een probleem op zichzelf, ze duidt op een nog groter onderliggend probleem: hoe kunnen we weten welke uitspraken over God of het goddelijke waar zijn? Er is geen toetsingscriterium waarover theologen het eens kunnen worden, geen gedeelde onderzoekmethode. Er is ook geen gedeelde en gevalideerde kenmethode die ons betrouwbare informatie over God of het goddelijke kan leveren. Theologen doen allerlei uitspraken over God, maar van geen van die uitspraken kan gecontroleerd worden of ze kloppen. Daardoor is er een wildgroei aan speculaties waarbinnen niet op redelijke gronden geschift kan worden. Hoe kunnen we dan ook maar iets zeggen over God?
Traditioneel worden veel uitspraken over God gedaan op grond van Zijn vermeende openbaringen. Die zijn echter hopeloos tegenstrijdig, bevatten vele onjuistheden [9], zijn onbetrouwbaar overgeleverd [10] en kennen allerlei interpretatieproblemen (o.a. wat metaforisch/symbolisch is en wat niet [11]). Ook wordt nogal eens verwezen naar wat de meeste gelovigen menen wie of wat God (niet) is. Maar ook hier ontstaat het probleem van grote onenigheid. Gewone gelovigen beweren ook vaak wat anders dan theologen en godsdienstfilosofen. Wederom ontstaat dan het probleem dat we niet kunnen controleren wie er gelijk heeft. Voorts wordt graag verwezen naar de theologische traditie, maar dat verschuift slechts de hierboven genoemde problemen. Het feit dat een idee een lange traditie heeft, zegt ook niets over de waarheid ervan. Tot slot wordt soms geopperd dat theologen uitspraken over God kunnen toetsen op logische consistentie, maar daarmee zijn drie problemen. Ten eerste zijn niet alle theologen het daarmee eens (God kan logica transcenderen, menen zij), ten tweede hoeft wat logisch consistent is niet waar te zijn, en tot slot zijn er goede redenen om te twijfelen aan de logische consistentie van een almachtige, alwetende en algoede God [12].
Kunnen de theologen zich dan niet beroepen op de argumenten voor Gods bestaan die in de loop der eeuwen ontwikkeld zijn? Ook hiermee zijn problemen. Ten eerste zijn al deze argumenten uitgebreid bekritiseerd - niet in de laatste plaats door andere theologen die menen dat dergelijke argumenten niet overtuigen of niet nodig zijn. Ten tweede – en dit probleem is fundamenteler – gaan deze argumenten al uit van bepaalde opvattingen over God. Maar hoe weten we dat deze opvattingen juist zijn? Het kosmologische argument gaat er bijvoorbeeld van uit dat God buiten ruimte en tijd staat, maar waarop is dat gebaseerd? Het teleologische argument gaat ervan uit dat God met een bepaald doel schept (meestal de mens in het bijzonder), maar hoe weten we dat? Waarom kiest de Almachtige zo'n extreem lang, verspillend en wreed proces voor zijn schepping? Zou God niet veeleer zwarte gaten als doel hebben, die immers een veel prominentere rol in het universum spelen? Hierboven hebben we gezien dat we niet kunnen weten welke uitspraken over God waar zijn, en zonder ware uitspraken over God komen dergelijke argumenten voor Zijn bestaan niet van de grond.
Wanneer onjuiste ideeën niet kunnen worden verworpen en op juiste ideeën niet kan worden voortgebouwd, is echte groei in kennis en inzicht onmogelijk. Letterlijk eeuwenlang wordt al over dezelfde kwesties gediscussieerd, zonder enig uitzicht op een oplossing. Hooguit worden bepaalde ideeën zo ongeloofwaardig door wetenschappelijke inzichten dat verstandige gelovigen ze zijn gaan verwerpen, maar deze toetssteen komt van buiten de theologie. Verder zijn er natuurlijk stromingen die groeien en krimpen onder sociale invloed, maar dat lijken eerder modeverschijnselen. Dit zijn niet bepaald kenmerken van wetenschap, laat staan gezonde wetenschap.
Gezien al de bovenstaande problemen met theologie, wat blijft er dan nog over van de expertise van theologen? Ze weten beslist veel over wat mensen over God beweerd hebben, maar hierboven hebben we al gezien dat ze het onderling sterk oneens zijn over wat er van die beweringen klopt, en dat ze überhaupt geen gedeelde methode hebben om te controleren welke beweringen over God kloppen. Wat blijft er dan nog van hun expertise over God zelf over? Op grond waarvan zouden we wat zij over God zeggen serieuzer moeten nemen dan wat een gewone gelovige over Hem zegt? Valt het de Nieuwe Atheïsten dan werkelijk te verwijten dat zij bekritiseren wat miljoenen gewone gelovigen geloven, in plaats van wat een handjevol theologen beweert? Daarnaast heeft dit geloof van het gewone volk veel meer invloed op de wereldse gang van zaken, en die is lang niet altijd positief (godsdienstoorlogen, religieus terrorisme, homo-intolerantie, creationisme enz.).
Men zou kunnen tegenwerpen dat mijn kritiek net zo goed van toepassing is op bijvoorbeeld filosofie. Is daar niet net zo veel fundamentele onenigheid en gebrek aan gedeelde methode? Als dit al waar zou zijn, praat dit de problemen in de theologie nog niet goed. Maar belangrijker: is filosofie wel te vergelijken met theologie? Dit raakt aan de metafilosofische vraag wat filosofie is, wat haar domein is en welke methode(s) ze kan en mag gebruiken. Voor wie meent dat filosofen zonder een beroep te hoeven doen op de wetenschap kunnen bepalen hoe de wereld in elkaar zit, geldt mijn kritiek inderdaad ook. Dergelijke filosofie is in deze tijd onhoudbaar [13]. Wie echter meent dat filosofen zich moeten richten op conceptuele analyse, kwaliteit van redeneringen en het integreren van onze beste wetenschappelijke kennis, heeft van mijn bovenstaande kritiek echtre niets te vrezen.
Door critici is theologie wel vergeleken met astrologie, vooral omdat in het Westen vrijwel geen enkele intellectueel vindt dat astrologie een wetenschap is (en daarmee aan de universiteit thuishoort). Waarom theologie dan wel? Astrologie is logisch consistent, kent in het Oosten een lange traditie en miljoenen hechten er waarde aan. Veel astrologische uitspraken zijn vaag en niet toetsbaar, net als veel theologische. En als uitspraken toch blijken te conflicteren met de werkelijkheid, dan worden ze gewoon anders geïnterpreteerd, net als theologen gedaan hebben met bijvoorbeeld de scheppingsdagen en de zondvloed.
Theologie is ook wel eens vergeleken met tennissen zonder net, maar volgens mij is het nog erger. Het is niet eens duidelijk of je wel een racket hoeft te gebruiken (rationeel te argumenteren) of zelfs maar binnen de lijnen hoeft te spelen (überhaupt dingen kunt zeggen die onwaar zijn). Sommigen menen zelfs dat we niet eens wat over de bal kunnen zeggen. Toch beweren ze allemaal hetzelfde spel te spelen. De criticus die dit schouwspel vanaf een afstand gadeslaat en zich afvraagt of de spelers niet gewoon maar wat in de lucht aan het slaan zijn, wordt verweten dat hij dit gesofisticeerde spel niet begrijpt.
In het bovenstaande bedoel ik met theologie uiteraard godgeleerdheid, niet godsdienst- of Bijbelwetenschappen. Voor die disciplines geldt mijn kritiek niet, want het onderzoeksobject is duidelijk, er zijn criteria om uitspraken te toetsen, er is samenhang met andere wetenschappelijke disciplines en er wordt duidelijk vooruitgang in kennis geboekt. Al deze kenmerken van gezonde wetenschap zien we niet bij godgeleerdheid. Maar zelfs over wat theologie inhoudt, zijn theologen het niet eens. Zo gaat theologie volgens Smedes niet over God zelf, maar over "wat over God gezegd wordt" [14]. Ruard Ganzevoort zegt iets vergelijkbaars als hij schrijft: "Over ‘God’ als zodanig kunnen theologen niets zinnigs zeggen en het zou vermetel zijn dat toch te proberen. Wij [theologen] kunnen alleen zinvol spreken over het geloven van mensen, over hun bronnen, tradities en levenspraktijken." [15] Volgens mij was dat nu juist wat door de godsdienstwetenschappen bestudeerd wordt.
Theologen zijn het al eeuwen fundamenteel met elkaar oneens. Ze gaan daar ook niet uitkomen zonder criteria waaraan claims getoetst kunnen worden en betrouwbare kenmethoden. Dit heeft geleid tot een wildgroei aan speculaties over wie of wat God is, zonder enig uitzicht op een uitkomst. Wil de échte God alstublieft opstaan en eens wat duidelijkheid verschaffen? De theologen zijn na vele eeuwen nog geen stap verder.
Noten
[1] Zie hier voor mijn recensie van zijn God and the New Atheism.
[2] Zie bijvoorbeeld deze bespreking van de ideeën van David Bentley Hart en Edward Feser door William Lane Craig.
[3] Zie bijvoorbeeld Sarot, M. (1989). De Passibilitas Dei in de Hedendaagse Westerse Theologie: Een Literatuuroverzicht. Kerk en Theologie, 40, 196-206.
[4] Voor een verdere bespreking van de problemen met religieuze taal, zie hoofdstuk II uit Analytic Philosophy of Religion van James Harris (Springer, 2002) en hoofdstuk 3 van Herman Philipses God in the Age of Science? (Oxford UP, 2012).
[5] Zie voor een kritiek op dergelijke metafysica Every thing must go van James Ladyman & Don Ross (Oxford UP, 2007).
[6] Zoals wordt beschreven door gerespecteerde Bijbelwetenschappers als James Kugel (The God of Old, Free Press, 2003) en Mark Smith (The three bodies of God in the Hebrew Bible. Journal of Biblical Literature, 134(3), 471-488).
[7] Zie onder andere deze en deze enquête.
[8] Waarom psychologische verklaringen de geloofwaardigheid van religieuze openbaringen ondermijnen, heb ik recentelijk hier en hier betoogd.
[9] Voor tegenstrijdigheden en onjuistheden onder andere The Skeptic's Annotated Bible en Skeptic's Annotated Quran.
[10] Zie onder andere The End of Biblical Studies van Hector Avalos (Prometheus Books, 2007) (vooral hoofdstuk 1 en 2), Misquoting Jesus (HarperCollins, 2005) en Jesus, Interrupted (HarperCollins, 2009) van Bart Ehrman.
[11] Voor de problemen met het metaforisch of analoog spreken over God zie de boeken van Harris en Philipse uit noot 4.
[12] Zie bijvoorbeeld Howard Sobels Logic and Theism (Cambridge UP, 2004).
[13] Zie onder andere het eerder genoemde boek van Ladyman & Ross uit noot 5.
[14] Zie deze blogpost op 26 april 2012 van Taede Smedes: 'Opnieuw: Wat is Theologie?' (https://tasmedes.nl/opnieuw-wat-is-theologie/).
[15] Ruard Ganzevoort, Spelen met heilig vuur. Waarom de theologie haar claim op de waarheid moet opgeven (Ten have, 2013), p. 16.