De afgelopen jaren heb ik veel gesproken en gediscussieerd met gelovigen van allerlei pluimage. Persoonlijk, tijdens debatten, via de mail of op internetfora, in binnen- en buitenland, in verschillende culturen. Van hoogopgeleide intellectuelen die rationeel willen schermen tot ‘gewone’ gelovigen die vanuit een oprechte zorg mij willen behoeden voor de hel. Met ‘new age’ of ‘spirituele’ gelovigen die weinig moeten hebben van rationele argumenten en liever willen varen op hun intuïtie en ervaringen. Van gelovigen die er heel zeker van zijn dat zij de Universele Waarheid in pacht hebben tot oprecht twijfelende gelovigen, of zij die menen dat iedereen zijn eigen waarheid heeft. 

Aan de andere kant heb ik ook atheïsten gezien die menen het summum van rationaliteit te zijn, gelovigen soms afschilderen als dom, naïef en onwetend en met dedain over hen spreken. Ook ik heb me daaraan schuldig gemaakt en zal dat soms misschien nog steeds wel doen. Hoe kunnen al die mensen toch (blijven) geloven in iets wat zo duidelijk onwaar is?, heb ik mezelf vaak afgevraagd. Hoe kan het dat twee erudiete en intelligente hoogleraren als René van Woudenberg en Herman Philipse, die beiden goed thuis zijn in de (godsdienst)filosofie, zulke verschillende opvattingen hebben over het bestaan van God? Al deze ervaringen met gelovigen en ongelovigen hebben mij aan het denken gezet over wat mensen – gelovigen en atheïsten – drijft, waarom ze geloven wat ze geloven en overtuigd zijn van wat zij als waarheid zien. Hieronder wil ik een aantal van die overpeinzingen delen.

Overtuigingen komen nooit voor in een vacuüm, maar altijd in een web met andere overtuigingen. De filosoof Willard Van Orman Quine spreekt van een web of belief. Ook ervaringen spelen in dat web een belangrijk rol, en mogelijk ook existentiële angsten, vragen, zorgen en hopen. De moraal die iemand heeft en uitdraagt, komt ook voort uit zijn overtuigingenweb. Ook wat je accepteert als betrouwbare kennisbron (wetenschap, persoonlijke ervaring, een bepaald boek) is op dat web gebaseerd. Dit web wordt, zeker in het begin, voor een belangrijk deel gevormd door de cultuur en het gezin waarin iemand opgroeit. Tot slot spelen ook denkfouten die psychologen blootgelegd hebben een rol, en de een is zich daar meer bewust van dan de ander. Uit al deze elementen ontstaat een (persoonlijk) wereldbeeld van waaruit iemand leeft. Iedereen benadert elke overtuiging vanuit zijn eigen wereldbeeld. Hoe geloofwaardig een bepaalde overtuiging voor iemand is, hangt dan ook af van het complete web van andere overtuigingen en ervaringen, waardoor dezelfde overtuiging voor de een heel aannemelijk kan zijn, maar voor de ander totaal niet. Hetzelfde geldt voor hoe je ervaringen duidt, welke morele opvattingen je huldigt en welke vragen je (jezelf) stelt. 

De kennis over de wereld die je hebt, bepaalt voor een groot deel hoe aannemelijk overtuigingen zijn. Voor iemand die totaal geen kennis heeft van moderne astronomie, zal het idee dat we met ruim 100.000 km/h om de zon draaien, en ook nog eens met ruim 1.000 km/h om onze eigen aard-as, absurd zijn. Het is niet alleen in strijd met zijn traditionele overtuigingen, maar ook met zijn eigen ervaring. Voor iemand die totaal geen kennis heeft van moderne biochemie en biologie, zal het ook absurd zijn dat leven vanzelf kan ontstaan en dat elke levensvorm door miljoenen jaren evolutie op natuurlijke wijzen ontstaan is. Vitalisme en creationisme zijn dan veel plausibeler. Tussen leven en niet-leven, tussen mens en dier lijkt een onoverbrugbaar verschil te bestaan. Dit komt doordat wij geneigd zijn te denken in onveranderlijke essenties, maar dat druist in tegen wat de evolutiebiologie ons leert. Dit essentialisme verklaart ook ten dele de weerstand die sommigen hebben tegen genetische modificatie. Een onstoffelijke ziel of geest is intuïtief een aannemelijke verklaring voor ons geestelijke leven, maar de moderne neurowetenschappen leren ons wat anders, en dat is lastig in te zien als je daar niet in thuis bent. Voor iemand die niet aardig op de hoogte is van het natuurlijke wereldbeeld dat de gezamenlijke wetenschappen ons schetsen, kan naturalisme (waar atheïsme vaak een onderdeel van is) absurd lijken, zeker omdat het soms ver afstaat van de dagelijkse ervaring.

Ook ervaringen vinden niet plaats in een vacuüm. Waarneming zelf wordt al beïnvloed door iemands overtuigingen. Een verschil hierin is bijvoorbeeld aangetoond tussen protestanten en atheïsten, en tussen sceptici van en gelovigen in het paranormale. Gelovigen en ongelovigen nemen de wereld dus in een zekere zin anders waar, en daar is lastig tegen te argumenteren. 

Hoe een ervaring vervolgens wordt geduid, wordt nog meer bepaald door iemands wereldbeeld. Een sjamaan uit de Amazone zal zijn ervaringen tijdens het gebruik van ayahuasca (met als werkzame stof de drug DMT) duiden als een spirituele trip door een bovennatuurlijke werkelijkheid, terwijl een nuchtere neurowetenschapper op grond van wat hij weet over het brein dezelfde ervaring zal beschouwen als een heftige hallucinatie. Zal de sjamaan gemakkelijk door de neurowetenschapper te overtuigen zijn? Zal iemand die een bijna-doodervaring heeft gehad snel ervan te overtuigen zijn dat het een zeer intense en realistische hallucinatie is die neurobiologisch vrij goed te verklaren valt

Sommige gelovigen zeggen dat zij een persoonlijke ervaring hebben gehad met hun God (of goden) en zien dit begrijpelijkerwijs als een bevestiging van het bestaan van die goden. Voor een monotheïst is dit echter problematisch: de goden die andere gelovigen menen te hebben ervaren, kunnen immers niet bestaan. Aannemelijker is het dan ook dat zij niet hun god(en) zelf hebben ervaren, maar een bepaalde bijzondere ervaring daaraan toeschrijven. Ze duiden die ervaring in hun wereldbeeld. Een bepaalde ervaring is wellicht hetzelfde voor een christen, moslim, hindoe of atheïst, maar de duiding dusdanig anders dat het om een andere ervaring lijkt te gaan. Hoe is een ervaring compleet los te zien van het wereldbeeld waarin je haar noodzakelijkerwijs duidt?
 
De waarde die je hecht aan (een bepaalde vorm van) kennis en ervaring, hangt af van wat je accepteert als betrouwbare bron van kennis. Voor de meeste atheïsten zal de wetenschap daarin een zeer prominente plaats innemen. Voor hen is wetenschap de meeste betrouwbare bron van kennis, zij het misschien niet de enige. Zij zullen traditionele overtuigingen – zelfs overtuigingen uit hun eigen ervaring, bereid zijn opzij te schuiven als die onmiskenbaar in strijd zijn met goed bevestigde wetenschappelijke kennis. Zij zullen evenmin een bepaald 'heilig' boek accepteren als bijzondere kenbron omdat ze denken dat het mensenwerk is. Voor de gelovige ligt dat vaak heel anders. Spirituelen laten hun intuïtie en persoonlijke ervaring prevaleren, zelfs als die strijdig zijn met met de wetenschap. Ze verkiezen 'hart' boven 'hoofd' als die niet overeenstemmen. Een gelovige die een persoonlijke openbaring heeft gehad, zal dat eerder toeschrijven aan een goddelijke bron dan aan een psychologische of neurowetenschappelijke verklaring. Wie persoonlijk geraakt wordt door het lezen van de Bijbel of de Koran, zal dat boek meer autoriteit toekennen dan iemand die er niet door geraakt is. Doordat dus niet iedereen dezelfde waarde hecht aan een bepaalde kenbron, verschillen ook de criteria waaraan de geloofwaardigheid van overtuigingen bepaald worden. Voor iemand die weinig waarde hecht aan wetenschappelijke kennis, zal creationisme, astrologie of een leven na de dood eerder acceptabel zijn dan iemand die veel waarde hecht aan wetenschappelijke kennis. Wie een ander wil overtuigen, zal dus eerst op zoek moeten gaan naar een gemeenschappelijk kenniscriterium. 

Ook iemands morele overtuigingen komen voort uit zijn web van overtuigingen. Voor een moslim die gelooft dat de Koran het woord van God is, is het zondig om varkensvlees te eten of alcohol te drinken. Zijn extremistische geloofsgenoot leest in diezelfde Koran dat God hem oproept ongelovigen om te brengen, en is ook bereid dat te doen. Sommige christenen menen op grond van de Bijbel dat God homoseksualiteit verafschuwt en zijn daarom tegen het homohuwelijk. Wie ervan overtuigd is dat bezieling plaatsvindt tijdens de bevruchting, zal abortus in een vroeg stadium al als moord zien. Deze morele overtuigingen zijn begrijpelijk vanuit een bepaald wereldbeeld, hoe afschuwelijk, verwerpelijk of absurd ze ook moge zijn. 

De vragen die je jezelf stelt en de antwoorden daarop die je beschouwt als acceptabel en aannemelijk, hangen ook af van het wereldbeeld. Iedereen is bijvoorbeeld geneigd waaromvragen te stellen. Meestal zijn die vragen zinvol omdat er inderdaad een reden is die die waaromvraag beantwoordt. Bewuste, intentionele wezens als mensen doen, laten of willen dingen met een reden. Waarom is hij boos op mij? Omdat ik tegen hem gelogen heb. Waarom ligt dat boek op tafel? Omdat zij wilde dat het daar lag. Maar dat wil evenwel niet zeggen dat elke waaromvraag zinvol is, want soms is er slechts sprake van een oorzaak en is er geen reden. Dit is meer dan een taalkundig onderscheid waar ik ook al eerder over geschreven heb. Je kunt je afvragen waardoor (oorzaak) schelpen in een bepaald patroon op het strand liggen, maar niet waarom; niemand heeft ze immers zo neergelegd met een reden. Het is zinvol om te vragen waarom het water in mijn fluitketel kookt (ik wilde thee, een reden), maar het is onzinnig om te vragen waarom het water in natuurlijke geisers kookt (dat heeft slechts een geologische oorzaak, geen reden). 

Gelovigen hebben de neiging om te vragen waarom aardbevingen plaatsvinden, bepaalde mensen ziek worden, er leven of het universum is ontstaan, of waarom er iets is in plaats van niets. Voor hen zijn die vragen zinvol omdat God de reden kan zijn die die vragen beantwoordt. Voor een atheïst zijn die waaromvragen echter onzinnig omdat sommige dingen geen redenen hebben, slechts oorzaken. Voor een atheïst is de vraag naar het waarom van een aardbeving of het ontstaan van leven net zo onzinnig als de vraag waarom water in natuurlijk geisers kookt: er is Niemand die dat wilde, dus is er geen reden. Een gebrek aan antwoord op zo’n waaromvraag is dan ook geen intellectuele tekortkoming, want de vraag is onzinnig. Het gebrek aan antwoord is evenmin een existentiële tekortkoming, want het inzicht dat niet elke waaromvraag een antwoord nodig heeft, kan ook gemoedsrust brengen.   

Een wereldbeeld moet niet alleen geloofwaardig zijn, maar ook leefbaar. Dat hangt af van hoe existentiële vragen worden beantwoord, in hoeverre iemand behoefte heeft aan een vaststaand praktisch richtsnoer en regelmaat, in hoeverre een wereldbeeld iemand voldoende hoop kan bieden om door te leven, ook in zwaardere tijden. Een gelovige kan vrezen voor wat er na de dood met hem gebeurt, hij kan geloven dat een Zingever nodig is voor een zinvol leven en dat een goddeloos bestaan zo hopeloos is dat het niet de moeite van het leven waard is. Vanuit zijn oogpunt lijkt het wereldbeeld van een atheïst onleefbaar, en geef hem eens ongelijk. Dat een atheïst een zinvol en hoopvol leven kan leiden zonder angst voor de dood, is voor hem waarschijnlijk onvoorstelbaar omdat hij het wereldbeeld van een atheïst niet van binnenuit kent.  

Tot slot zijn er nog denkfouten (‘cognitive biases’): psychologische mechanismen die ons denk- en oordeelsvermogen veelal onbewust beïnvloeden en zo tot onterechte overtuigingen leiden. Psychologen hebben er ondertussen vele blootgelegd. Zo accepteren we eerder bewijs dat onze overtuigen bevestigt dan tegenspreekt, en zijn we eerder geneigd een argument van een medestander te accepteren dan van een opponent. Ook zijn we erg goed in het achteraf rationaliseren van beslissingen, ook al waren ze onjuist of om een andere reden. We blijken erg slecht te zijn in het inschatten van kansen en waarschijnlijkheden, waardoor we vaak onterecht in iets toevalligs een betekenis zien. We zijn gevoelig voor groepsdruk en veel andere factoren die geen rol zouden mogen spelen. We overschatten hoe betrouwbaar ons geheugen is en hoe goed onze waarnemingen zijn. Hoe meer we ons bewust worden van deze vertroebelingen van onze vermogens, hoe beter we ons eigen standpunt en dat van een ander kunnen begrijpen en waar nodig corrigeren.

Het bovenstaande zou misschien kunnen leiden tot een vorm van intellectueel of moreel relativisme, waarbij iedereen zijn eigen waarheid heeft en het van arrogantie zou getuigen te menen dat jij het beter weet dan een ander. Of tot nihilisme in discussies: niemand is te overtuigen omdat zijn overtuiging zo diep en sterk verankerd zitten in een web of beliefs. Beide zijn volgens mij onterecht. 

Er is één werkelijkheid, en de ene overtuiging sluit daar beter op aan dan de ander. Daardoor is ook het ene wereldbeeld realistischer dan het andere. Het ontkennen daarvan is een pervers spelletje met het woord waarheid, wat niet zelden kan leiden tot gevaarlijk praktisch handelen. Persoonlijke ervaringen en vermeende heilige boeken zijn feilbaar en wetenschap heeft bewezen een zeer betrouwbare (maar niet feilloze) bron van kennis te zijn, dus zou een rationeel mens zijn overtuigingen daaraan moeten meten. Mensenrechten zijn evenmin alleen van toepassingen op westerlingen, want ze zullen ieder mens die ernaar kan leven gelukkiger maken. Sommige religieuze geboden en verboden zijn simpelweg onzinnig als God niet bestaat. Ook het nihilisme is onterecht, want ik weet uit ervaring dat het veranderen van overtuigingen mogelijk is, ook van diepe overtuigen – zelfs van wereldbeeld. 

Dit gaat echter zelden zonder slag of stoot en kost meestal tijd. Gezaaide twijfel kan langzaam uitgroeien tot fundamentele twijfel, en uiteindelijk tot omverwerping van diepgewortelde overtuigingen, zelfs wereldbeelden. Nieuwe ervaringen spelen daarbij soms een belangrijke rol en eerdere ervaringen worden anders geduid. De wereld wordt in een ander licht gezien. 

Wat ik met het bovenstaande wil bereiken, is dus geen intellectueel of moreel relativisme of nihilisme, maar begrip. Het besef dat iedereen bepaalde overtuigingen heeft, ervaringen duidt, morele waarden uitdraagt en vragen stelt vanuit een ander kader, kan zorgen voor meer begrip voor andermans wereldbeeld, ook al deel je dat niet. Wat voor jou evident (on)waar, verwerpelijk of absurd is, is dat vanuit een ander denk- en ervaringskader misschien niet. Het kan verhelderend werken om eerst de zienswijze van een ander te begrijpen alvorens hem of haar van jouw zienswijze te overtuigen. In hoeverre dat lukt, hangt af van hoe groot de verschillen zijn en het inlevingsvermogen is. Een dergelijk wederzijds begrip – of in ieder geval een poging daartoe – leidt niet alleen tot prettigere, respectvollere en vruchtbaardere discussies. Het is volgens mij de enige manier om eventueel een ander te overtuigen, of anders te komen tot een agree to disagree

 

Wie zijn er online?

We hebben 320 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Epicurus Epicurus (341 v.Chr. - 270 v.Chr.), Grieks filosoof, hedonist en aanhanger van het atomisme.

Citaat

Calling Atheism a religion, is like calling 'bald' a hair color.

~ Don Hirschberg

De afgelopen jaren heb ik veel gesproken en gediscussieerd met gelovigen van allerlei pluimage. Persoonlijk, tijdens debatten, via de mail of op internetfora, in binnen- en buitenland, in verschillende culturen. Van hoogopgeleide intellectuelen die rationeel willen schermen tot ‘gewone’ gelovigen die vanuit een oprechte zorg mij willen behoeden voor de hel. Met ‘new age’ of ‘spirituele’ gelovigen die weinig moeten hebben van rationele argumenten en liever willen varen op hun intuïtie en ervaringen. Van gelovigen die er heel zeker van zijn dat zij de Universele Waarheid in pacht hebben tot oprecht twijfelende gelovigen, of zij die menen dat iedereen zijn eigen waarheid heeft. 

Aan de andere kant heb ik ook atheïsten gezien die menen het summum van rationaliteit te zijn, gelovigen soms afschilderen als dom, naïef en onwetend en met dedain over hen spreken. Ook ik heb me daaraan schuldig gemaakt en zal dat soms misschien nog steeds wel doen. Hoe kunnen al die mensen toch (blijven) geloven in iets wat zo duidelijk onwaar is?, heb ik mezelf vaak afgevraagd. Hoe kan het dat twee erudiete en intelligente hoogleraren als René van Woudenberg en Herman Philipse, die beiden goed thuis zijn in de (godsdienst)filosofie, zulke verschillende opvattingen hebben over het bestaan van God? Al deze ervaringen met gelovigen en ongelovigen hebben mij aan het denken gezet over wat mensen – gelovigen en atheïsten – drijft, waarom ze geloven wat ze geloven en overtuigd zijn van wat zij als waarheid zien. Hieronder wil ik een aantal van die overpeinzingen delen.

Overtuigingen komen nooit voor in een vacuüm, maar altijd in een web met andere overtuigingen. De filosoof Willard Van Orman Quine spreekt van een web of belief. Ook ervaringen spelen in dat web een belangrijk rol, en mogelijk ook existentiële angsten, vragen, zorgen en hopen. De moraal die iemand heeft en uitdraagt, komt ook voort uit zijn overtuigingenweb. Ook wat je accepteert als betrouwbare kennisbron (wetenschap, persoonlijke ervaring, een bepaald boek) is op dat web gebaseerd. Dit web wordt, zeker in het begin, voor een belangrijk deel gevormd door de cultuur en het gezin waarin iemand opgroeit. Tot slot spelen ook denkfouten die psychologen blootgelegd hebben een rol, en de een is zich daar meer bewust van dan de ander. Uit al deze elementen ontstaat een (persoonlijk) wereldbeeld van waaruit iemand leeft. Iedereen benadert elke overtuiging vanuit zijn eigen wereldbeeld. Hoe geloofwaardig een bepaalde overtuiging voor iemand is, hangt dan ook af van het complete web van andere overtuigingen en ervaringen, waardoor dezelfde overtuiging voor de een heel aannemelijk kan zijn, maar voor de ander totaal niet. Hetzelfde geldt voor hoe je ervaringen duidt, welke morele opvattingen je huldigt en welke vragen je (jezelf) stelt. 

De kennis over de wereld die je hebt, bepaalt voor een groot deel hoe aannemelijk overtuigingen zijn. Voor iemand die totaal geen kennis heeft van moderne astronomie, zal het idee dat we met ruim 100.000 km/h om de zon draaien, en ook nog eens met ruim 1.000 km/h om onze eigen aard-as, absurd zijn. Het is niet alleen in strijd met zijn traditionele overtuigingen, maar ook met zijn eigen ervaring. Voor iemand die totaal geen kennis heeft van moderne biochemie en biologie, zal het ook absurd zijn dat leven vanzelf kan ontstaan en dat elke levensvorm door miljoenen jaren evolutie op natuurlijke wijzen ontstaan is. Vitalisme en creationisme zijn dan veel plausibeler. Tussen leven en niet-leven, tussen mens en dier lijkt een onoverbrugbaar verschil te bestaan. Dit komt doordat wij geneigd zijn te denken in onveranderlijke essenties, maar dat druist in tegen wat de evolutiebiologie ons leert. Dit essentialisme verklaart ook ten dele de weerstand die sommigen hebben tegen genetische modificatie. Een onstoffelijke ziel of geest is intuïtief een aannemelijke verklaring voor ons geestelijke leven, maar de moderne neurowetenschappen leren ons wat anders, en dat is lastig in te zien als je daar niet in thuis bent. Voor iemand die niet aardig op de hoogte is van het natuurlijke wereldbeeld dat de gezamenlijke wetenschappen ons schetsen, kan naturalisme (waar atheïsme vaak een onderdeel van is) absurd lijken, zeker omdat het soms ver afstaat van de dagelijkse ervaring.

Ook ervaringen vinden niet plaats in een vacuüm. Waarneming zelf wordt al beïnvloed door iemands overtuigingen. Een verschil hierin is bijvoorbeeld aangetoond tussen protestanten en atheïsten, en tussen sceptici van en gelovigen in het paranormale. Gelovigen en ongelovigen nemen de wereld dus in een zekere zin anders waar, en daar is lastig tegen te argumenteren. 

Hoe een ervaring vervolgens wordt geduid, wordt nog meer bepaald door iemands wereldbeeld. Een sjamaan uit de Amazone zal zijn ervaringen tijdens het gebruik van ayahuasca (met als werkzame stof de drug DMT) duiden als een spirituele trip door een bovennatuurlijke werkelijkheid, terwijl een nuchtere neurowetenschapper op grond van wat hij weet over het brein dezelfde ervaring zal beschouwen als een heftige hallucinatie. Zal de sjamaan gemakkelijk door de neurowetenschapper te overtuigen zijn? Zal iemand die een bijna-doodervaring heeft gehad snel ervan te overtuigen zijn dat het een zeer intense en realistische hallucinatie is die neurobiologisch vrij goed te verklaren valt

Sommige gelovigen zeggen dat zij een persoonlijke ervaring hebben gehad met hun God (of goden) en zien dit begrijpelijkerwijs als een bevestiging van het bestaan van die goden. Voor een monotheïst is dit echter problematisch: de goden die andere gelovigen menen te hebben ervaren, kunnen immers niet bestaan. Aannemelijker is het dan ook dat zij niet hun god(en) zelf hebben ervaren, maar een bepaalde bijzondere ervaring daaraan toeschrijven. Ze duiden die ervaring in hun wereldbeeld. Een bepaalde ervaring is wellicht hetzelfde voor een christen, moslim, hindoe of atheïst, maar de duiding dusdanig anders dat het om een andere ervaring lijkt te gaan. Hoe is een ervaring compleet los te zien van het wereldbeeld waarin je haar noodzakelijkerwijs duidt?
 
De waarde die je hecht aan (een bepaalde vorm van) kennis en ervaring, hangt af van wat je accepteert als betrouwbare bron van kennis. Voor de meeste atheïsten zal de wetenschap daarin een zeer prominente plaats innemen. Voor hen is wetenschap de meeste betrouwbare bron van kennis, zij het misschien niet de enige. Zij zullen traditionele overtuigingen – zelfs overtuigingen uit hun eigen ervaring, bereid zijn opzij te schuiven als die onmiskenbaar in strijd zijn met goed bevestigde wetenschappelijke kennis. Zij zullen evenmin een bepaald 'heilig' boek accepteren als bijzondere kenbron omdat ze denken dat het mensenwerk is. Voor de gelovige ligt dat vaak heel anders. Spirituelen laten hun intuïtie en persoonlijke ervaring prevaleren, zelfs als die strijdig zijn met met de wetenschap. Ze verkiezen 'hart' boven 'hoofd' als die niet overeenstemmen. Een gelovige die een persoonlijke openbaring heeft gehad, zal dat eerder toeschrijven aan een goddelijke bron dan aan een psychologische of neurowetenschappelijke verklaring. Wie persoonlijk geraakt wordt door het lezen van de Bijbel of de Koran, zal dat boek meer autoriteit toekennen dan iemand die er niet door geraakt is. Doordat dus niet iedereen dezelfde waarde hecht aan een bepaalde kenbron, verschillen ook de criteria waaraan de geloofwaardigheid van overtuigingen bepaald worden. Voor iemand die weinig waarde hecht aan wetenschappelijke kennis, zal creationisme, astrologie of een leven na de dood eerder acceptabel zijn dan iemand die veel waarde hecht aan wetenschappelijke kennis. Wie een ander wil overtuigen, zal dus eerst op zoek moeten gaan naar een gemeenschappelijk kenniscriterium. 

Ook iemands morele overtuigingen komen voort uit zijn web van overtuigingen. Voor een moslim die gelooft dat de Koran het woord van God is, is het zondig om varkensvlees te eten of alcohol te drinken. Zijn extremistische geloofsgenoot leest in diezelfde Koran dat God hem oproept ongelovigen om te brengen, en is ook bereid dat te doen. Sommige christenen menen op grond van de Bijbel dat God homoseksualiteit verafschuwt en zijn daarom tegen het homohuwelijk. Wie ervan overtuigd is dat bezieling plaatsvindt tijdens de bevruchting, zal abortus in een vroeg stadium al als moord zien. Deze morele overtuigingen zijn begrijpelijk vanuit een bepaald wereldbeeld, hoe afschuwelijk, verwerpelijk of absurd ze ook moge zijn. 

De vragen die je jezelf stelt en de antwoorden daarop die je beschouwt als acceptabel en aannemelijk, hangen ook af van het wereldbeeld. Iedereen is bijvoorbeeld geneigd waaromvragen te stellen. Meestal zijn die vragen zinvol omdat er inderdaad een reden is die die waaromvraag beantwoordt. Bewuste, intentionele wezens als mensen doen, laten of willen dingen met een reden. Waarom is hij boos op mij? Omdat ik tegen hem gelogen heb. Waarom ligt dat boek op tafel? Omdat zij wilde dat het daar lag. Maar dat wil evenwel niet zeggen dat elke waaromvraag zinvol is, want soms is er slechts sprake van een oorzaak en is er geen reden. Dit is meer dan een taalkundig onderscheid waar ik ook al eerder over geschreven heb. Je kunt je afvragen waardoor (oorzaak) schelpen in een bepaald patroon op het strand liggen, maar niet waarom; niemand heeft ze immers zo neergelegd met een reden. Het is zinvol om te vragen waarom het water in mijn fluitketel kookt (ik wilde thee, een reden), maar het is onzinnig om te vragen waarom het water in natuurlijke geisers kookt (dat heeft slechts een geologische oorzaak, geen reden). 

Gelovigen hebben de neiging om te vragen waarom aardbevingen plaatsvinden, bepaalde mensen ziek worden, er leven of het universum is ontstaan, of waarom er iets is in plaats van niets. Voor hen zijn die vragen zinvol omdat God de reden kan zijn die die vragen beantwoordt. Voor een atheïst zijn die waaromvragen echter onzinnig omdat sommige dingen geen redenen hebben, slechts oorzaken. Voor een atheïst is de vraag naar het waarom van een aardbeving of het ontstaan van leven net zo onzinnig als de vraag waarom water in natuurlijk geisers kookt: er is Niemand die dat wilde, dus is er geen reden. Een gebrek aan antwoord op zo’n waaromvraag is dan ook geen intellectuele tekortkoming, want de vraag is onzinnig. Het gebrek aan antwoord is evenmin een existentiële tekortkoming, want het inzicht dat niet elke waaromvraag een antwoord nodig heeft, kan ook gemoedsrust brengen.   

Een wereldbeeld moet niet alleen geloofwaardig zijn, maar ook leefbaar. Dat hangt af van hoe existentiële vragen worden beantwoord, in hoeverre iemand behoefte heeft aan een vaststaand praktisch richtsnoer en regelmaat, in hoeverre een wereldbeeld iemand voldoende hoop kan bieden om door te leven, ook in zwaardere tijden. Een gelovige kan vrezen voor wat er na de dood met hem gebeurt, hij kan geloven dat een Zingever nodig is voor een zinvol leven en dat een goddeloos bestaan zo hopeloos is dat het niet de moeite van het leven waard is. Vanuit zijn oogpunt lijkt het wereldbeeld van een atheïst onleefbaar, en geef hem eens ongelijk. Dat een atheïst een zinvol en hoopvol leven kan leiden zonder angst voor de dood, is voor hem waarschijnlijk onvoorstelbaar omdat hij het wereldbeeld van een atheïst niet van binnenuit kent.  

Tot slot zijn er nog denkfouten (‘cognitive biases’): psychologische mechanismen die ons denk- en oordeelsvermogen veelal onbewust beïnvloeden en zo tot onterechte overtuigingen leiden. Psychologen hebben er ondertussen vele blootgelegd. Zo accepteren we eerder bewijs dat onze overtuigen bevestigt dan tegenspreekt, en zijn we eerder geneigd een argument van een medestander te accepteren dan van een opponent. Ook zijn we erg goed in het achteraf rationaliseren van beslissingen, ook al waren ze onjuist of om een andere reden. We blijken erg slecht te zijn in het inschatten van kansen en waarschijnlijkheden, waardoor we vaak onterecht in iets toevalligs een betekenis zien. We zijn gevoelig voor groepsdruk en veel andere factoren die geen rol zouden mogen spelen. We overschatten hoe betrouwbaar ons geheugen is en hoe goed onze waarnemingen zijn. Hoe meer we ons bewust worden van deze vertroebelingen van onze vermogens, hoe beter we ons eigen standpunt en dat van een ander kunnen begrijpen en waar nodig corrigeren.

Het bovenstaande zou misschien kunnen leiden tot een vorm van intellectueel of moreel relativisme, waarbij iedereen zijn eigen waarheid heeft en het van arrogantie zou getuigen te menen dat jij het beter weet dan een ander. Of tot nihilisme in discussies: niemand is te overtuigen omdat zijn overtuiging zo diep en sterk verankerd zitten in een web of beliefs. Beide zijn volgens mij onterecht. 

Er is één werkelijkheid, en de ene overtuiging sluit daar beter op aan dan de ander. Daardoor is ook het ene wereldbeeld realistischer dan het andere. Het ontkennen daarvan is een pervers spelletje met het woord waarheid, wat niet zelden kan leiden tot gevaarlijk praktisch handelen. Persoonlijke ervaringen en vermeende heilige boeken zijn feilbaar en wetenschap heeft bewezen een zeer betrouwbare (maar niet feilloze) bron van kennis te zijn, dus zou een rationeel mens zijn overtuigingen daaraan moeten meten. Mensenrechten zijn evenmin alleen van toepassingen op westerlingen, want ze zullen ieder mens die ernaar kan leven gelukkiger maken. Sommige religieuze geboden en verboden zijn simpelweg onzinnig als God niet bestaat. Ook het nihilisme is onterecht, want ik weet uit ervaring dat het veranderen van overtuigingen mogelijk is, ook van diepe overtuigen – zelfs van wereldbeeld. 

Dit gaat echter zelden zonder slag of stoot en kost meestal tijd. Gezaaide twijfel kan langzaam uitgroeien tot fundamentele twijfel, en uiteindelijk tot omverwerping van diepgewortelde overtuigingen, zelfs wereldbeelden. Nieuwe ervaringen spelen daarbij soms een belangrijke rol en eerdere ervaringen worden anders geduid. De wereld wordt in een ander licht gezien. 

Wat ik met het bovenstaande wil bereiken, is dus geen intellectueel of moreel relativisme of nihilisme, maar begrip. Het besef dat iedereen bepaalde overtuigingen heeft, ervaringen duidt, morele waarden uitdraagt en vragen stelt vanuit een ander kader, kan zorgen voor meer begrip voor andermans wereldbeeld, ook al deel je dat niet. Wat voor jou evident (on)waar, verwerpelijk of absurd is, is dat vanuit een ander denk- en ervaringskader misschien niet. Het kan verhelderend werken om eerst de zienswijze van een ander te begrijpen alvorens hem of haar van jouw zienswijze te overtuigen. In hoeverre dat lukt, hangt af van hoe groot de verschillen zijn en het inlevingsvermogen is. Een dergelijk wederzijds begrip – of in ieder geval een poging daartoe – leidt niet alleen tot prettigere, respectvollere en vruchtbaardere discussies. Het is volgens mij de enige manier om eventueel een ander te overtuigen, of anders te komen tot een agree to disagree

Wie zijn er online?

We hebben 320 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Epicurus Epicurus (341 v.Chr. - 270 v.Chr.), Grieks filosoof, hedonist en aanhanger van het atomisme.

Citaat

Calling Atheism a religion, is like calling 'bald' a hair color.

~ Don Hirschberg