Een vast terugkerend thema in discussie met christenen is het vermeende uitkomen van profetieën. Wat in het Oude Testament (OT) of Nieuwe Testament (NT) voorspeld is, gaat later in vervulling en zou op die manier de waarheid van de Bijbel bewijzen. In het bijzonder wordt er vaak gewezen op de bepaalde passages in het OT die Jezus voorspeld zouden hebben en daarmee bewijzen dat Jezus de Messias is.

Christenen hebben vele van dit soort Messiaanse 'profetieën' in het OT geïdentificeerd. Een veel gebruikt, en volgens sommigen één van de beste, voorbeeld daarvan is Jesaja 53. Op het eerste gezicht lijkt veel van deze passage inderdaad op Jezus te slaan. Een diepere kijk leert echter wat anders. Hieronder zullen eerste enkele algemene opmerkingen gemaakt worden over Jesaja 53 en vermeende profetieën, daarna zal op elk vers afzonderlijk worden ingegaan om te laten zien dat het niet op Jezus kan slaan. De geciteerde Bijbelpassages komen uit de Nieuwe Bijbelvertaling. Soms wordt de Statenvertaling (SV) erbij gehaald omdat die letterlijker is (wat overigens niet wil zeggen dat ze ook beter is). De betekenissen van Hebreeuwse woorden komen uit een on-line Hebreeuws-Engels woordenboek.

Het boek Jesaja
Het boek Jesaja is een boek uit het Oude Testament, de joodse Tenach. Er is onder wetenschappers veel discussie over de integriteit van het boek. De meeste (kritische) wetenschappers denken dat het in verschillende delen is opgeschreven tussen grofweg 750 en 500 voor Christus. De conservatievere wetenschappers menen dat het hele boek geschreven is door de profeet Jesaja rond 740 v.C. Het is in ieder geval een Joods boek dat gericht is aan het Joodse volk.

Algemene opmerkingen
Wat meteen opvalt aan hoofdstuk 53 is dat het in de verleden tijd geschreven is. Zo begin vers 3 bijvoorbeeld met "Hij werd veracht…". Dit is vreemd als het hier om een profetie zou gaan, de voorspelde gebeurtenissen vinden immers in de toekomst plaats. Dan zou er in vers 3 dus gestaan moeten hebben "Hij zal veracht worden…". Het is dus logischer dat deze tekst verwijst naar iets wat al gebeurd is, in plaats van naar iets wat nog moet komen (zoals Jezus, die pas eeuwen later leefde).

Het boek Jesaja bevat wel degelijk passages die door de joden als Messiaans worden gezien, en ook daadwerkelijk naar de toekomst verwijzen. Een voorbeeld daarvan is Jes. 2:2-5, waar dan ook gesproken wordt met "zal" en "zullen". Aangezien Jezus niet aan de Messiaanse verwachtingen voldeed, die onder andere in deze passages geschetst worden, erkennen joden hem niet als de Messias. Jesaja 2 verwijst naar de toekomst, Jesaja 53 niet.

Wat ook opvalt in deze tekst is dat degene naar wie verwezen wordt de "dienaar" ("knecht" in de SV) wordt genoemd (v. 11). Deze verwijzing naar dienaar wordt vaak gemaakt in het boek Jesaja. In veel gevallen verwijst deze dienaar overduidelijk naar het volk Israël, of een vertegenwoordiger daarvan: "Nu dan, luister, Jakob, mijn dienaar, Israël, dat ik heb uitgekozen" (Jes. 44:1) of "Neem deze dingen ter harte, Jakob, neem ze ter harte, Israël, want jij bent mijn dienaar. Ik heb je gevormd, je bent mijn dienaar, Israël, ik zal je niet vergeten." (Jes. 44:21). Andere passages waaruit expliciet blijkt dat de dienaar op het Joodse volk slaat zijn bijvoorbeeld Jes. 41:8-9 en Jes. 49:3. Het feit dat "dienaar" enkelvoud is, verandert daar dus niets aan (zie ook Jes. 43:10). Zelfs uit de verzen die er vlak voor (Jes. 52:1-2) en vlak na (Jes. 54) Jesaja 53 staan, blijkt dat er over het Joodse volk gesproken wordt. Gezien de context is het dus het meest logische dat de "dienaar" uit Jes. 53:1 ook op (eventueel een vertegenwoordiger van) het volk Israël slaat, niet op Jezus. Dat met deze "dienaar" Jezus wordt bedoeld, is sowieso vreemd omdat Jezus volgens de christelijke doctrine van de drie-eenheid God zelf is. Is God dan een dienaar van zichzelf?

Ook dient bij het lezen van Jesaja in het achterhoofd gehouden te worden dat het idee van zonde en verzoening/wegneming daarvan in het OT heel anders is dan in het NT. Zondigen is in het OT een ander incorrect behandelen. Die ander kan uiteraard God zijn, maar ook een medemens (zie bijv. Gen. 31:36 in de SV). Het idee dat ieder mens in zonde wordt geboren ten gevolge van de zonde van Adam (erfzonde, Rom. 5:12) is een christelijke uitvinding. Job was bijvoorbeeld "rechtschapen en onberispelijk", hij "meed het kwaad" en "zondigde niet" (Job 1). Zonden worden in het OT op verschillende manieren weggenomen, onder andere door middel van:
- een bok (Lev. 16:21; Num. 28:22),
- een verzoeningsrite (Lev. 16:30),
- een lam te offeren (Lev. 19:22),
- water met de as van een koe (Num. 19:9),
- vergiffenis van de HEER (2 Kron. 7:14; Jer. 31:34; Mi. 7:18),
- belijdenis (Ps. 32:5),
- vergetelheid door God (Jes. 43:25),
- door middel van trouw zijn en het goede doen (Ez. 33:16)
- door vrijgevig te zijn (Dan. 4:24)

De christelijke leer dat alleen Jezus iemands zonden weg kan nemen is dus in strijd met het OT. Het schuldoffer waarover in Jesaja 53 gesproken wordt, hoeft hierdoor dus ook niet op Jezus te slaan.

Tevens dient in het achterhoofd gehouden te worden dat de huidige nummering van hoofdstukken en verzen niet in de grondtekst voorkomt (hier verschillen sommige vertalingen ook in). De joden hebben de betreffende passages uit Jesaja altijd laten beginnen bij wat in de Bijbel bekend is als Jes. 52:13, niet bij Jes. 53:1. Wanneer het deel uit hoofdstuk 52 ook meegenomen wordt, wordt de ontoepasbaarheid op Jezus nóg groter.

Het is niet mijn bedoeling hier om uitgebreid uit te leggen hoe de verzen precies op het joodse volk slaan, dat hebben vele joodse rabbi's al gedaan (zie bijvoorbeeld hier). De bedoeling van dit artikel is te laten zien dat het niet op Jezus kan slaan, geen uitgekomen profetie is en dus geen argument is voor de waarheid van de Bijbel.

Tot slot nog een kritische opmerking die op heel veel 'profetieën' van toepassing is: schrijvers kunnen profetieën laten vervullen. Men kan een gebeurtenis zodanig aangepast weergeven (of zelfs verzinnen) dat het lijkt alsof het een vervulde profetie is, zeker wanneer er geen objectieve controle mogelijk is. Schrijvers die een profetie uit willen laten komen, zijn vaak bekend met de (vermeende) profetische tekst en kunnen daar rekening mee houden tijdens hun schrijven, zoals in het geval van de evangelieschrijvers. In het geval van Jezus is er ook geen enkele objectieve bron om de beschrijving van de gebeurtenissen te controleren. Ook kan een vermeende profetie (of een deel daarvan) zo vaag zijn dat er altijd wel een manier is om het te laten 'uitkomen'.

Vers 1
"Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de HEER geopenbaard?"

In plaats van "de macht van de HEER" is in de SV gekozen voor een letterlijke vertaling van "de arm des HEEREN". In het OT wordt deze uitdrukking gebruikt om behoud of overwinning van het joodse volk aan te duiden (vgl. bijv. Ex. 6:5; Ex. 15:16; Jes. 48:14; Jes. 52:10).

Vers 2
"Als een loot schoot hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond. Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren."

Vlak voor deze passages staat zelf: "zo gruwelijk, zo onmenselijk was zijn aanblik, zijn uiterlijk had niets meer van een mens" (Jes. 52:14). Er staat nergens in het NT dat Jezus zo onaantrekkelijk was zoals hier wordt beschreven, laat staan "gruwelijk" en "onmenselijk". Dit zou natuurlijk ook vreemd zijn voor de mensgeworden God, die ook nog eens vele volgelingen had (volgens de evangeliën). Wanneer Jezus in films of tekeningen afgebeeld wordt, ziet hij er ook altijd uit als een normale man. Dit vers kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 3
"Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht."

Hoewel Jezus volgens de evangeliën door sommigen werd veracht, gold dit zeker niet voor iedereen. In Lucas 4:15 staat dat onderricht gaf in de synagoge en "door allen geprezen" werd. Volgens Johannes 12:12-13 liep "een grote menigte" Jezus tegemoet toe hij Jeruzalem in reed. Ook het bekende verhaal van de vijf broden en twee vissen laat zien dat Jezus veel aanhang had. Er hadden vijfduizend man met hem gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. Hij werd dus niet door "mensen gemeden".

Het woord voor "ziekten" dat hier in het Hebreeuws gebruikt wordt is "choliy", wat simpelweg "ziekte" betekent. Iemand die ziek is lijdt ook. Jezus was echter niet "vertrouwd met ziekten" en leed ook niet vanwege ziekten, maar vanwege mishandeling (kruisiging). Daarnaast zou de Messias volgens de joodse verwachtingen niet lijden, maar juist een machtige koning die het joodse volk zou verlossen van zijn vijanden. Het moge duidelijk zijn dat Jezus niet aan deze verwachting voldeed.

Ook staat nergens in het Nieuwe Testament dat Jezus "zijn gelaat verborg", wat aansluit bij vers 2. Dit is ook onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk, voor iemand die veel predikte en kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 4
"Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd."

Hier wordt wederom gesproken over "ziekten" (choliy), die Jezus dus niet had. Ook werd Jezus niet door God geslagen en vernedert, maar door de Romeinen. Het meest waarschijnlijke is wederom dat hier (een vertegenwoordiger van) het volk Israël bedoeld wordt omdat er veel vaker op die manier over het joodse volk gesproken wordt in het OT (vgl. Jes. 1:5-6; Jer. 1:19; Jer. 30:12-17; Klaagl. 2:11; Hos 6:1).

Vers 5
"Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing."

Op het eerste gezicht lijkt dit te slaan op Jezus, die volgens de christelijk doctrine immers is gestorven voor de zonden van de mensheid, onze zonden. Echter, er is hier geen sprake van de erfzonde waarvoor Jezus gestorven is, dat is een christelijke uitvinding (zie hierboven). Met "zonde", "pesha" in het Hebreeuws, wordt simpelweg "overtreding" of "opstandigheid" bedoeld (en ook zo vertaald in respectievelijk de SV en Willibrordvertaling). Het joodse volk overtrad geregeld Gods wetten, meestal met gruwelijke gevolgen. Dit komt overal in het OT terug. De schrijver van deze tekst heeft het over joodse volk en sprak daarom over "onze zonden". Het gaat hier om de zonden van het joodse volk dus, niet die van de mensheid (waarvoor Jezus gestorven is volgens christenen).

Ook staat hier niet dat hij gekruisigd is voor de zonden, maar is "doorboord" (of "verwond" in de SV). Sommigen menen dat dit doorboren slaat op de spijkers in Jezus' handen, en dus toch een verwijzing naar de kruisiging is. Hetzelfde woord (chalal) wordt echter ook gebruikt voor het (figuurlijk) verwonden van het hart (Ps. 109:22) of het verwonden van een monster (zeedraak in de SV) (Jes. 51:9). Men kan moeilijk volhouden dat er in deze gevallen sprake is van kruisiging. Het betekent gewoon verwonden. Op deze manier wordt vaker over het volk Israël gesproken (zie vers 4).

Vers 6
"Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen."

Dit is wederom gericht aan het joodse volk. Als het op hele mensheid zou slaan, zoals de christenen menen, had dat er wel gestaan. Het is dezelfde manier van spreken over het joodse volk als in vers 4 en 5.

Vers 7
"Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open."

Dit zou slaan op de reactie van Jezus op de hogepriesters, oudsten en/of Pilatus. Volgens Mat. 27:11-14 zei hij niets, en zou daarmee de profetie hebben vervuld. Wat hierbij echter niet vermeld wordt is dat dit keihard tegengesproken wordt door de schrijvers van het evangelie volgens Lucas en Johannes. In Lucas staat:

"Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting. Ze zeiden: 'Als u de messias bent, zeg het ons dan.' Maar Jezus antwoordde: 'Als ik het u zeg, gelooft u mij toch niet. En als ik een vraag stel, antwoordt u toch niet. Maar vanaf nu zal de Mensenzoon gezeten zijn aan de rechterhand van de Almachtige.'" (Luc. 22:66-69)

Volgens de schrijver van Johannes sprak Jezus zowel met de hogepriester…:

"De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. Jezus zei: 'Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb ik iets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt u mij? Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb.' Toen Jezus dat zei gaf een van de dienaren die erbij stonden, hem een klap in het gezicht: 'Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?' Jezus zei: 'Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat ik heb gezegd, waarom slaat u me dan?'" (Joh. 18:19-23)

…als met Pilatus, waarmee hij zelfs in dialoog treedt:

"Nu ging Pilatus het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: 'Bent u de koning van de Joden?' Jezus antwoordde: 'Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?' 'Ik ben toch geen Jood,' antwoordde Pilatus. 'Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uitgeleverd - wat hebt u gedaan?' Jezus antwoordde: 'Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.' Pilatus zei: 'U bent dus koning?' 'U zegt dat ik koning ben,' zei Jezus. 'Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.'" (Joh. 18:33-37)

Jezus bleef dus allerminst stil, waardoor ook dit vers niet op hem kan slaan.

Vers 8
"Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen."

Veel van zijn tijdgenoten hadden wel degelijk oog voor Jezus, zie vers 3. Ook hier wordt weer duidelijk dat het om de zonden van het joodse volk gaat ("de zonden van mijn volk"), niet om de zonden van de gehele mensheid. Ook dit vers kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 9
"Hij kreeg een graf bij misdadigers, zijn laatste rustplaats was bij de rijken; toch had hij nooit enig onrecht begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken."

Hoewel Jezus volgens de evangeliën te midden van twee misdadigers gekruisigd werd, werd hij niet bij misdadigers begraven, zoals in dit vers staat. Volgens de canonieke evangeliën werd Jezus' lichaam opgehaald door Josef uit Arimatea en in een rotsgraf gelegd. Er staat niets over misdadigers bij wie hij zijn graf kreeg, zoals Jesaja 'profeteert'. De schrijver van Johannes vermeldt zelfs expliciet dat het gaat om "een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was." (Joh. 19:41). Hoewel Josef uit Arimatea volgens de schrijver van Matteüs een rijk man was, vond Jezus uiteraard niet zijn laatste rustplaats bij hem, zoals in dit vers staat

Dat hij geen "nooit enig onrecht begaan had" wil zeggen dat hij niets verkeerd had gedaan of geen geweld gebruikt heeft (het Hebreeuwse woord chamac kan beide betekenen). Jezus gebruikte echter wel geweld toen hij de mens uit de tempel verdreef (Mar. 11:15; Joh. 2:15). Daarnaast is Jezus niet de enige waarvan beweerd wordt dat nooit enige onrecht begaan had, meerdere mensen werden als zodanig gezien (zie bijvoorbeeld Job hierboven).

Vers 10
"Maar de HEER wilde hem breken, hij maakte hem ziek. Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde."

Jezus werd niet gebroken (of "verbrijzeld" in de SV) en was ook niet ziek (zie vers 1). Hoewel Jezus volgens de evangeliën geen kinderen had, wordt "nageslacht" door sommige apologeten geïnterpreteerd als "volgelingen". Dit is echte niet houdbaar omdat het Hebreeuws spreekt over zijn zaad (zera), wat duidelijk maakt dat het om fysiek nageslacht gaat (kinderen dus) (vgl. ook Gen. 15:2-5). Ook leefde Jezus niet lang ("de dagen verlengen" in de SV), hij werd immers rond zijn 33e gekruisigd. Als hier zou worden gedoeld op de eeuwigheid van Jezus/God, zoals sommigen menen, is het verlengen van dagen onzinnig. Ook dit vers kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 11
"Na het lijden dat hij moest doorstaan, zag hij het licht en werd met kennis verzadigd. Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht, hij neemt hun wandaden op zich."

Hier staat dat hij met kennis werd verzadigd. Dit is niet logisch als Jezus de mensgeworden God is, zoals de christen leren. Dit kan dus wederom niet op Jezus slaan.

Vers 12
"Daarom ken ik hem een plaats toe onder velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op."

Wanneer kreeg Jezus een plaats toegekend onder velen? Wanneer deelde Jezus met de machtigen in de buit? Volgens christenen was Jezus zonder zonde, waardoor hij zich ook niet tot de zondaars kon laten rekenen. Het is volstrek onduidelijk hoe deze passages op Jezus kan slaan.

Nawoord
Geconcludeerd kan worden dat Jesaja 53 geen profetie is en al helemaal niet op Jezus kan slaan. Het meest waarschijnlijke is dat de tekst verwijst naar (eventueel een vertegenwoordiger van) het joodse volk, het volk Israël, dat destijds leefde. Op grond van het OT hebben joden altijd een ander beeld gehad van de Messias. Jezus voldeed daar niet aan en werd daarom niet geaccepteerd door de joden, vandaag de dag nog steeds niet.

Alleen een bepaalde joodse sekte, die later zou uitgroeien tot het christendom, geloofde wel dat Jezus de Messias was. Om hun opvatting krediet te geven, zijn ze gaan zoeken in het OT welke passages op Jezus zouden kunnen slaan (het OT was bij hen bekend in het Grieks als de Septuaginta). Hierbij zijn veel passages uit de context gerukt en verkeerd geïnterpreteerd. Jesaja 53 is een voorbeeld van zo'n vermeende 'profetie' van Jezus.

Dergelijke andere 'profetieën', die de waarheid van Jezus als Messias moeten bewijzen en vaak door apologeten aangedragen worden, kunnen op eenzelfde manier ontleed en ontkracht worden. De Bijbel is niet het werk van God, maar een verzameling boeken door mensen geïnspireerd, geschreven en samengesteld.

 

Wie zijn er online?

We hebben 84 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

George CarlinGeorge Carlin, Amerikaanse stand-up comedian.

Citaat

Ik geloof in Spinoza's God die zich openbaart in een ordelijke harmonie van alles wat bestaat, niet in een God die zich bemoeit met het lot en handelen van mensen.

~ Albert Einstein

Een vast terugkerend thema in discussie met christenen is het vermeende uitkomen van profetieën. Wat in het Oude Testament (OT) of Nieuwe Testament (NT) voorspeld is, gaat later in vervulling en zou op die manier de waarheid van de Bijbel bewijzen. In het bijzonder wordt er vaak gewezen op de bepaalde passages in het OT die Jezus voorspeld zouden hebben en daarmee bewijzen dat Jezus de Messias is.

Christenen hebben vele van dit soort Messiaanse 'profetieën' in het OT geïdentificeerd. Een veel gebruikt, en volgens sommigen één van de beste, voorbeeld daarvan is Jesaja 53. Op het eerste gezicht lijkt veel van deze passage inderdaad op Jezus te slaan. Een diepere kijk leert echter wat anders. Hieronder zullen eerste enkele algemene opmerkingen gemaakt worden over Jesaja 53 en vermeende profetieën, daarna zal op elk vers afzonderlijk worden ingegaan om te laten zien dat het niet op Jezus kan slaan. De geciteerde Bijbelpassages komen uit de Nieuwe Bijbelvertaling. Soms wordt de Statenvertaling (SV) erbij gehaald omdat die letterlijker is (wat overigens niet wil zeggen dat ze ook beter is). De betekenissen van Hebreeuwse woorden komen uit een on-line Hebreeuws-Engels woordenboek.

Het boek Jesaja
Het boek Jesaja is een boek uit het Oude Testament, de joodse Tenach. Er is onder wetenschappers veel discussie over de integriteit van het boek. De meeste (kritische) wetenschappers denken dat het in verschillende delen is opgeschreven tussen grofweg 750 en 500 voor Christus. De conservatievere wetenschappers menen dat het hele boek geschreven is door de profeet Jesaja rond 740 v.C. Het is in ieder geval een Joods boek dat gericht is aan het Joodse volk.

Algemene opmerkingen
Wat meteen opvalt aan hoofdstuk 53 is dat het in de verleden tijd geschreven is. Zo begin vers 3 bijvoorbeeld met "Hij werd veracht…". Dit is vreemd als het hier om een profetie zou gaan, de voorspelde gebeurtenissen vinden immers in de toekomst plaats. Dan zou er in vers 3 dus gestaan moeten hebben "Hij zal veracht worden…". Het is dus logischer dat deze tekst verwijst naar iets wat al gebeurd is, in plaats van naar iets wat nog moet komen (zoals Jezus, die pas eeuwen later leefde).

Het boek Jesaja bevat wel degelijk passages die door de joden als Messiaans worden gezien, en ook daadwerkelijk naar de toekomst verwijzen. Een voorbeeld daarvan is Jes. 2:2-5, waar dan ook gesproken wordt met "zal" en "zullen". Aangezien Jezus niet aan de Messiaanse verwachtingen voldeed, die onder andere in deze passages geschetst worden, erkennen joden hem niet als de Messias. Jesaja 2 verwijst naar de toekomst, Jesaja 53 niet.

Wat ook opvalt in deze tekst is dat degene naar wie verwezen wordt de "dienaar" ("knecht" in de SV) wordt genoemd (v. 11). Deze verwijzing naar dienaar wordt vaak gemaakt in het boek Jesaja. In veel gevallen verwijst deze dienaar overduidelijk naar het volk Israël, of een vertegenwoordiger daarvan: "Nu dan, luister, Jakob, mijn dienaar, Israël, dat ik heb uitgekozen" (Jes. 44:1) of "Neem deze dingen ter harte, Jakob, neem ze ter harte, Israël, want jij bent mijn dienaar. Ik heb je gevormd, je bent mijn dienaar, Israël, ik zal je niet vergeten." (Jes. 44:21). Andere passages waaruit expliciet blijkt dat de dienaar op het Joodse volk slaat zijn bijvoorbeeld Jes. 41:8-9 en Jes. 49:3. Het feit dat "dienaar" enkelvoud is, verandert daar dus niets aan (zie ook Jes. 43:10). Zelfs uit de verzen die er vlak voor (Jes. 52:1-2) en vlak na (Jes. 54) Jesaja 53 staan, blijkt dat er over het Joodse volk gesproken wordt. Gezien de context is het dus het meest logische dat de "dienaar" uit Jes. 53:1 ook op (eventueel een vertegenwoordiger van) het volk Israël slaat, niet op Jezus. Dat met deze "dienaar" Jezus wordt bedoeld, is sowieso vreemd omdat Jezus volgens de christelijke doctrine van de drie-eenheid God zelf is. Is God dan een dienaar van zichzelf?

Ook dient bij het lezen van Jesaja in het achterhoofd gehouden te worden dat het idee van zonde en verzoening/wegneming daarvan in het OT heel anders is dan in het NT. Zondigen is in het OT een ander incorrect behandelen. Die ander kan uiteraard God zijn, maar ook een medemens (zie bijv. Gen. 31:36 in de SV). Het idee dat ieder mens in zonde wordt geboren ten gevolge van de zonde van Adam (erfzonde, Rom. 5:12) is een christelijke uitvinding. Job was bijvoorbeeld "rechtschapen en onberispelijk", hij "meed het kwaad" en "zondigde niet" (Job 1). Zonden worden in het OT op verschillende manieren weggenomen, onder andere door middel van:
- een bok (Lev. 16:21; Num. 28:22),
- een verzoeningsrite (Lev. 16:30),
- een lam te offeren (Lev. 19:22),
- water met de as van een koe (Num. 19:9),
- vergiffenis van de HEER (2 Kron. 7:14; Jer. 31:34; Mi. 7:18),
- belijdenis (Ps. 32:5),
- vergetelheid door God (Jes. 43:25),
- door middel van trouw zijn en het goede doen (Ez. 33:16)
- door vrijgevig te zijn (Dan. 4:24)

De christelijke leer dat alleen Jezus iemands zonden weg kan nemen is dus in strijd met het OT. Het schuldoffer waarover in Jesaja 53 gesproken wordt, hoeft hierdoor dus ook niet op Jezus te slaan.

Tevens dient in het achterhoofd gehouden te worden dat de huidige nummering van hoofdstukken en verzen niet in de grondtekst voorkomt (hier verschillen sommige vertalingen ook in). De joden hebben de betreffende passages uit Jesaja altijd laten beginnen bij wat in de Bijbel bekend is als Jes. 52:13, niet bij Jes. 53:1. Wanneer het deel uit hoofdstuk 52 ook meegenomen wordt, wordt de ontoepasbaarheid op Jezus nóg groter.

Het is niet mijn bedoeling hier om uitgebreid uit te leggen hoe de verzen precies op het joodse volk slaan, dat hebben vele joodse rabbi's al gedaan (zie bijvoorbeeld hier). De bedoeling van dit artikel is te laten zien dat het niet op Jezus kan slaan, geen uitgekomen profetie is en dus geen argument is voor de waarheid van de Bijbel.

Tot slot nog een kritische opmerking die op heel veel 'profetieën' van toepassing is: schrijvers kunnen profetieën laten vervullen. Men kan een gebeurtenis zodanig aangepast weergeven (of zelfs verzinnen) dat het lijkt alsof het een vervulde profetie is, zeker wanneer er geen objectieve controle mogelijk is. Schrijvers die een profetie uit willen laten komen, zijn vaak bekend met de (vermeende) profetische tekst en kunnen daar rekening mee houden tijdens hun schrijven, zoals in het geval van de evangelieschrijvers. In het geval van Jezus is er ook geen enkele objectieve bron om de beschrijving van de gebeurtenissen te controleren. Ook kan een vermeende profetie (of een deel daarvan) zo vaag zijn dat er altijd wel een manier is om het te laten 'uitkomen'.

Vers 1
"Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de HEER geopenbaard?"

In plaats van "de macht van de HEER" is in de SV gekozen voor een letterlijke vertaling van "de arm des HEEREN". In het OT wordt deze uitdrukking gebruikt om behoud of overwinning van het joodse volk aan te duiden (vgl. bijv. Ex. 6:5; Ex. 15:16; Jes. 48:14; Jes. 52:10).

Vers 2
"Als een loot schoot hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond. Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren."

Vlak voor deze passages staat zelf: "zo gruwelijk, zo onmenselijk was zijn aanblik, zijn uiterlijk had niets meer van een mens" (Jes. 52:14). Er staat nergens in het NT dat Jezus zo onaantrekkelijk was zoals hier wordt beschreven, laat staan "gruwelijk" en "onmenselijk". Dit zou natuurlijk ook vreemd zijn voor de mensgeworden God, die ook nog eens vele volgelingen had (volgens de evangeliën). Wanneer Jezus in films of tekeningen afgebeeld wordt, ziet hij er ook altijd uit als een normale man. Dit vers kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 3
"Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht."

Hoewel Jezus volgens de evangeliën door sommigen werd veracht, gold dit zeker niet voor iedereen. In Lucas 4:15 staat dat onderricht gaf in de synagoge en "door allen geprezen" werd. Volgens Johannes 12:12-13 liep "een grote menigte" Jezus tegemoet toe hij Jeruzalem in reed. Ook het bekende verhaal van de vijf broden en twee vissen laat zien dat Jezus veel aanhang had. Er hadden vijfduizend man met hem gegeten, vrouwen en kinderen niet meegeteld. Hij werd dus niet door "mensen gemeden".

Het woord voor "ziekten" dat hier in het Hebreeuws gebruikt wordt is "choliy", wat simpelweg "ziekte" betekent. Iemand die ziek is lijdt ook. Jezus was echter niet "vertrouwd met ziekten" en leed ook niet vanwege ziekten, maar vanwege mishandeling (kruisiging). Daarnaast zou de Messias volgens de joodse verwachtingen niet lijden, maar juist een machtige koning die het joodse volk zou verlossen van zijn vijanden. Het moge duidelijk zijn dat Jezus niet aan deze verwachting voldeed.

Ook staat nergens in het Nieuwe Testament dat Jezus "zijn gelaat verborg", wat aansluit bij vers 2. Dit is ook onwaarschijnlijk, zo niet onmogelijk, voor iemand die veel predikte en kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 4
"Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd."

Hier wordt wederom gesproken over "ziekten" (choliy), die Jezus dus niet had. Ook werd Jezus niet door God geslagen en vernedert, maar door de Romeinen. Het meest waarschijnlijke is wederom dat hier (een vertegenwoordiger van) het volk Israël bedoeld wordt omdat er veel vaker op die manier over het joodse volk gesproken wordt in het OT (vgl. Jes. 1:5-6; Jer. 1:19; Jer. 30:12-17; Klaagl. 2:11; Hos 6:1).

Vers 5
"Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing."

Op het eerste gezicht lijkt dit te slaan op Jezus, die volgens de christelijk doctrine immers is gestorven voor de zonden van de mensheid, onze zonden. Echter, er is hier geen sprake van de erfzonde waarvoor Jezus gestorven is, dat is een christelijke uitvinding (zie hierboven). Met "zonde", "pesha" in het Hebreeuws, wordt simpelweg "overtreding" of "opstandigheid" bedoeld (en ook zo vertaald in respectievelijk de SV en Willibrordvertaling). Het joodse volk overtrad geregeld Gods wetten, meestal met gruwelijke gevolgen. Dit komt overal in het OT terug. De schrijver van deze tekst heeft het over joodse volk en sprak daarom over "onze zonden". Het gaat hier om de zonden van het joodse volk dus, niet die van de mensheid (waarvoor Jezus gestorven is volgens christenen).

Ook staat hier niet dat hij gekruisigd is voor de zonden, maar is "doorboord" (of "verwond" in de SV). Sommigen menen dat dit doorboren slaat op de spijkers in Jezus' handen, en dus toch een verwijzing naar de kruisiging is. Hetzelfde woord (chalal) wordt echter ook gebruikt voor het (figuurlijk) verwonden van het hart (Ps. 109:22) of het verwonden van een monster (zeedraak in de SV) (Jes. 51:9). Men kan moeilijk volhouden dat er in deze gevallen sprake is van kruisiging. Het betekent gewoon verwonden. Op deze manier wordt vaker over het volk Israël gesproken (zie vers 4).

Vers 6
"Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen."

Dit is wederom gericht aan het joodse volk. Als het op hele mensheid zou slaan, zoals de christenen menen, had dat er wel gestaan. Het is dezelfde manier van spreken over het joodse volk als in vers 4 en 5.

Vers 7
"Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open."

Dit zou slaan op de reactie van Jezus op de hogepriesters, oudsten en/of Pilatus. Volgens Mat. 27:11-14 zei hij niets, en zou daarmee de profetie hebben vervuld. Wat hierbij echter niet vermeld wordt is dat dit keihard tegengesproken wordt door de schrijvers van het evangelie volgens Lucas en Johannes. In Lucas staat:

"Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden hem voor in hun raadszitting. Ze zeiden: 'Als u de messias bent, zeg het ons dan.' Maar Jezus antwoordde: 'Als ik het u zeg, gelooft u mij toch niet. En als ik een vraag stel, antwoordt u toch niet. Maar vanaf nu zal de Mensenzoon gezeten zijn aan de rechterhand van de Almachtige.'" (Luc. 22:66-69)

Volgens de schrijver van Johannes sprak Jezus zowel met de hogepriester…:

"De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. Jezus zei: 'Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synagogen en in de tempel, en nooit heb ik iets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt u mij? Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb.' Toen Jezus dat zei gaf een van de dienaren die erbij stonden, hem een klap in het gezicht: 'Is dat een manier om de hogepriester te antwoorden?' Jezus zei: 'Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat ik heb gezegd, waarom slaat u me dan?'" (Joh. 18:19-23)

…als met Pilatus, waarmee hij zelfs in dialoog treedt:

"Nu ging Pilatus het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: 'Bent u de koning van de Joden?' Jezus antwoordde: 'Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?' 'Ik ben toch geen Jood,' antwoordde Pilatus. 'Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uitgeleverd - wat hebt u gedaan?' Jezus antwoordde: 'Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.' Pilatus zei: 'U bent dus koning?' 'U zegt dat ik koning ben,' zei Jezus. 'Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.'" (Joh. 18:33-37)

Jezus bleef dus allerminst stil, waardoor ook dit vers niet op hem kan slaan.

Vers 8
"Door een onrechtvaardig vonnis werd hij weggenomen. Wie van zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van mijn volk werd hij geslagen."

Veel van zijn tijdgenoten hadden wel degelijk oog voor Jezus, zie vers 3. Ook hier wordt weer duidelijk dat het om de zonden van het joodse volk gaat ("de zonden van mijn volk"), niet om de zonden van de gehele mensheid. Ook dit vers kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 9
"Hij kreeg een graf bij misdadigers, zijn laatste rustplaats was bij de rijken; toch had hij nooit enig onrecht begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken."

Hoewel Jezus volgens de evangeliën te midden van twee misdadigers gekruisigd werd, werd hij niet bij misdadigers begraven, zoals in dit vers staat. Volgens de canonieke evangeliën werd Jezus' lichaam opgehaald door Josef uit Arimatea en in een rotsgraf gelegd. Er staat niets over misdadigers bij wie hij zijn graf kreeg, zoals Jesaja 'profeteert'. De schrijver van Johannes vermeldt zelfs expliciet dat het gaat om "een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was." (Joh. 19:41). Hoewel Josef uit Arimatea volgens de schrijver van Matteüs een rijk man was, vond Jezus uiteraard niet zijn laatste rustplaats bij hem, zoals in dit vers staat

Dat hij geen "nooit enig onrecht begaan had" wil zeggen dat hij niets verkeerd had gedaan of geen geweld gebruikt heeft (het Hebreeuwse woord chamac kan beide betekenen). Jezus gebruikte echter wel geweld toen hij de mens uit de tempel verdreef (Mar. 11:15; Joh. 2:15). Daarnaast is Jezus niet de enige waarvan beweerd wordt dat nooit enige onrecht begaan had, meerdere mensen werden als zodanig gezien (zie bijvoorbeeld Job hierboven).

Vers 10
"Maar de HEER wilde hem breken, hij maakte hem ziek. Hij offerde zijn leven voor hun schuld, om zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde."

Jezus werd niet gebroken (of "verbrijzeld" in de SV) en was ook niet ziek (zie vers 1). Hoewel Jezus volgens de evangeliën geen kinderen had, wordt "nageslacht" door sommige apologeten geïnterpreteerd als "volgelingen". Dit is echte niet houdbaar omdat het Hebreeuws spreekt over zijn zaad (zera), wat duidelijk maakt dat het om fysiek nageslacht gaat (kinderen dus) (vgl. ook Gen. 15:2-5). Ook leefde Jezus niet lang ("de dagen verlengen" in de SV), hij werd immers rond zijn 33e gekruisigd. Als hier zou worden gedoeld op de eeuwigheid van Jezus/God, zoals sommigen menen, is het verlengen van dagen onzinnig. Ook dit vers kan dus niet op Jezus slaan.

Vers 11
"Na het lijden dat hij moest doorstaan, zag hij het licht en werd met kennis verzadigd. Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht, hij neemt hun wandaden op zich."

Hier staat dat hij met kennis werd verzadigd. Dit is niet logisch als Jezus de mensgeworden God is, zoals de christen leren. Dit kan dus wederom niet op Jezus slaan.

Vers 12
"Daarom ken ik hem een plaats toe onder velen en zal hij met machtigen delen in de buit, omdat hij zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op."

Wanneer kreeg Jezus een plaats toegekend onder velen? Wanneer deelde Jezus met de machtigen in de buit? Volgens christenen was Jezus zonder zonde, waardoor hij zich ook niet tot de zondaars kon laten rekenen. Het is volstrek onduidelijk hoe deze passages op Jezus kan slaan.

Nawoord
Geconcludeerd kan worden dat Jesaja 53 geen profetie is en al helemaal niet op Jezus kan slaan. Het meest waarschijnlijke is dat de tekst verwijst naar (eventueel een vertegenwoordiger van) het joodse volk, het volk Israël, dat destijds leefde. Op grond van het OT hebben joden altijd een ander beeld gehad van de Messias. Jezus voldeed daar niet aan en werd daarom niet geaccepteerd door de joden, vandaag de dag nog steeds niet.

Alleen een bepaalde joodse sekte, die later zou uitgroeien tot het christendom, geloofde wel dat Jezus de Messias was. Om hun opvatting krediet te geven, zijn ze gaan zoeken in het OT welke passages op Jezus zouden kunnen slaan (het OT was bij hen bekend in het Grieks als de Septuaginta). Hierbij zijn veel passages uit de context gerukt en verkeerd geïnterpreteerd. Jesaja 53 is een voorbeeld van zo'n vermeende 'profetie' van Jezus.

Dergelijke andere 'profetieën', die de waarheid van Jezus als Messias moeten bewijzen en vaak door apologeten aangedragen worden, kunnen op eenzelfde manier ontleed en ontkracht worden. De Bijbel is niet het werk van God, maar een verzameling boeken door mensen geïnspireerd, geschreven en samengesteld.

Wie zijn er online?

We hebben 84 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

George CarlinGeorge Carlin, Amerikaanse stand-up comedian.

Citaat

Ik geloof in Spinoza's God die zich openbaart in een ordelijke harmonie van alles wat bestaat, niet in een God die zich bemoeit met het lot en handelen van mensen.

~ Albert Einstein