Een tijdje geleden ontving ik het boekje "De atheïst is een beetje dom!" van Walter Tessensohn, een mede-oudste en leraar in een evangeliegemeente. Het is een soort pamflet waarin de auteur de argumenten van de atheïst toetst aan "de rede, de logica en het Bijbels geloof" (achterkant van het boekje) en concludeert dat ze niet steekhoudend zijn. Voor het standpunt van de atheïst gaat Tessensohn vrijwel volledig uit van wat ik daarover schrijf op mijn website door veel te citeren. Ik weet niet of ik blij moet zijn met de eer dat een geheel boekje is gewijd aan het weerleggen van mijn teksten. Niet alleen zijn er atheïsten die het atheïstische standpunt veel beter hebben verdedigd, maar het boekje van Tessensohn staat zo vol met onjuistheden dat ik het nauwelijks kan beschouwen als een serieuze poging mijn argumenten - laat staan het atheïsme - te weerleggen.
Tessensohn richt zijn pijlen vooral op evolutie en stelt evolutie praktisch gelijk aan atheïsme, maar hij heeft blijkbaar niet door dat de realiteit van evolutie ook wordt verdedigd door christenen (zoals Fancis Collins en Kenneth Miller, of in ons eigen land Cees Dekker en wijlen Jan Lever). Ofschoon evolutie mijns inziens inderdaad een probleem vormt voor de gelovige, berust de overtuiging van een atheïst op veel meer dan dat. Tessensohn ziet evolutie (terecht) als onderdeel van het naturalisme, dat hij tegenover Bijbels geloof plaatst. Hij meent dat dit naturalisme, wat ook onderliggend is aan wetenschap, een aanname of vooronderstelling van de atheïst is (p. 12). Dat is evenwel niet zo: het is de uitkomst van wat we vanuit onze beste kenbronnen weten. Bovennatuurlijke verklaringen worden niet bij voorbaat uitgesloten, zoals Tessensohn meent (p. 11), maar blijken wetenschappelijk onjuist en/of onvruchtbaar. Dat is de reden dat het bovennatuurlijke geen plaats heeft in de wetenschap, zoals ik hier uitgebreid betoog, en creationisme wetenschappelijk onhoudbaar is.
Naast evolutie vormt ook de big bang (oerknal) een probleem voor Tessensohn. Hij meent dat hierbij iets uit niets is ontstaan (p. 18-19) en gaat verder met zo'n karikatuur van deze wetenschappelijke theorie dat ik me moeilijk kan voorstellen dat hij ook maar enige wetenschappelijke kennis heeft op dit gebied. De oerknaltheorie heeft, in tegenstelling van Tessensohn beweert, een uitgebreide empirisch onderbouwing. Hij meent ook dat er een "levenswet" nodig is om de embryonale ontwikkeling te verklaren en dat een dergelijke verklaring er niet is (p. 18). Heeft Tessensohn dan nooit een modern boek over ontwikkelingsbiologie gelezen? Wat fossiele overgangsvormen betreft citeert Tessensohn een stuk op mijn site waarin ik uitleg waarom er gaten in het fossielenbestand zitten. Hij zegt vervolgens dat er geen overgangsvormen zijn (p. 21), terwijl ik in datzelfde stuk naar links verwijs waarin vele overgangsvormen besproken worden. Dat wordt echter niet geciteerd, waardoor een verkeerde indruk ontstaat. Vervolgens komt er een trits standaard creationistische claims die allemaal al vele malen weerlegd zijn. De overweldigende hoeveelheid bewijsmateriaal voor (macro-)evolutie is in vele boeken terug te vinden (ik bespreek er hier twee en hier nog een) en zelfs ook eenvoudig online toegankelijk, zie bijvoorbeeld hier. Ondanks dat mijn site niet over evolutie gaat, heb ik ook meerdere stukken geschreven over het bewijs voor evolutie, bijvoorbeeld hier, hier en hier. Tessensohn negeert dit alles volledig of is er niet van de op hoogte. Zijn 'problemen' met het ontstaan van het universum, sterrenstelsels, planeten, leven en evolutie zijn gebaseerd op onwetendheid, onbegrip, onjuistheden en onterechte verdachtmakingen, en hadden gemakkelijk voorkomen kunnen worden als hij zich wat had ingelezen in de desbetreffende onderwerpen.
Vervolgens gaat Tessensohn in op het probleem van religieuze verscheidenheid. Hij stelt dat de Bijbel geen andere goden erkent omdat die er ook niet zijn (p. 37), terwijl in de Bijbel vele passages staan die wijzen op polytheïsme. Ook probeert hij van atheïsme een religie te maken (quod non) door te verwijzen naar Noord-Korea, dat inderdaad religieuze trekken heeft, maar niet vanwege het atheïsme, maar wegens de extreme vorm van communisme. Hij verwijt tevens dat atheïsten geen idealen en moraal kunnen hebben (wederom quod non). Ook legt hij mij op p. 42 een citaat in de mond dat niet van mij is, maar van Ronald Plasterk, en ook als zodanig op mijn site staat. Meerdere keren (p. 9, p. 35) wordt de atheïstische filosoof Michael Ruse aangehaald als zeggende dat evolutie een religie is, maar dat citaat is uit zijn context getrokken (zie ook hier).
Ook bespreekt Tessensohn het probleem van het lijden, dat een belangrijk atheïstisch argument is. Hij voert de vrije-wil-verdediging op, terwijl ik in mijn stuk daarover (waaruit hij ook citeert) laat zien waarom deze verdediging geen stand houdt. Hij probeert vrije wil en Gods alwetendheid te rijmen: "God weet wat iemand denkt, wat hij gaat doen en wat zijn keuzes zijn. God houdt de mens het leven en de dood voor, het goede en het kwade en Hij wil dat de mens kiest voor het goede en het leven. Daar heeft de mens een vrije wil voor." (p. 51) Hier spreekt hij zichzelf echter tegen, blijkbaar zonder het zelf door te hebben. Hoe kan onze keuze vrij zijn als God door zijn alwetendheid al weet wat wij gaan kiezen? Om het concreet te maken: als God alwetend is, weet hij al of ik straks in de supermarkt wel of niet iets ga stelen. Hoe is mijn keuze om wel of niet te stelen dan vrij? God weet immers de uitkomst al! Ook zijn andere theodicees heb ik bekritiseerd in mijn stuk, maar daar gaat hij nauwelijks op in.
De logische inconsistentie tussen alwetendheid en vrije wil geldt ook voor God zelf, want hoe kan de Almachtige iets veranderen als Hij de gehele toekomst al kent? Als God zijn eigen plan al kent, hoe kan Hij die dan nog wijzigen? Tessensohn meent soms dat niet alles vastligt, maar als niet alles vastligt, zijn er dus dingen die God niet weet, en is Hij dus niet alwetend. Dit heeft ook praktische consequenties: waarom proberen mensen te bekeren als God toch al weet wie uiteindelijk gelovig zullen worden en wie niet? Als God nu al weet dat ik als een atheïst zal sterven (en dat zou Hij met zijn alwetendheid moeten weten), wat heeft het dan voor zin om mij te proberen te bekeren? Waar is dan mijn vrije keuze om alsnog gelovig te worden? Tessensohn baseert zich een aantal keer op Bijbelteksten, en inderdaad: de Bijbelse God is niet alwetend, dat is een latere uitvinding van filosofen. De hier geschetste problemen overigens ook; in de Bijbel wordt deze inconsistentie nergens besproken. De Bijbelse God is een soort supermens, die een stuk meer weet (en kan) dan gewone mensen, maar soms ook last heeft van berouw (zie bijvoorbeeld de verhalen van de zondvloed en Jona) en niet altijd weet waar iedereen is (Gen. 3:8-9; Job 1:7).
Al met al is het boekje van Tessensohn een broddelwerk van onwetendheid, onbegrip en onjuistheden (vooral op het gebied van astronomie en biologie), onvolledige of verkeerd aangehaalde citaten en verdachtmakingen. Van een boekje dat vrijwel geheel is gewijd aan mijn atheïstische opvattingen, had ik gehoopt op een serieuzer weerwoord...