Elke gelovige beweert dat zijn geloof het ware en juiste is, anders zou hij er niet in geloven. Het probleem hiermee is dat elke gelovig dit beweert van zijn geloof. De atheïst heeft dit probleem niet, maar kan de gelovige wel wijzen op dit probleem, dat hieronder nader toegelicht wordt. Het onderstaande is grotendeels gebaseerd op het argument dat Herman Philipse uiteenzet in zijn boek "Atheistisch manifest en De onredelijkheid van religie" (hoofdstuk 5).
Men zou tegen dit waarheidsprobleem kunnen inbrengen dat elk geloof waar is voor degene die er in gelooft. Deze houding staat ook wel bekend als het religieus relativisme en wordt zowel afgekeurd door sommige gelovigen als door atheïsten. Het relativisme is een pervers spelletje met het woordje "waar". Zo zou Jezus de zoon van God zijn voor de christenen, maar dit niét zijn voor de joden. Jezus is gekruisigd volgens de christenen, maar niet volgens de moslims. Het is echter logisch uitgesloten dat wanneer twee geloven onderling tegenstrijdig zijn, ze beide gelijk kunnen hebben. Jezus kan bijvoorbeeld niet niét gekruisigd zijn en tegelijk wél. Het relativisme is dus boerenbedrog en sneuvelt op logische gronden.
Als een geloof dan beweert het enige ware te zijn, hoe is dit dan te bepalen? Wat is het criterium dat gehanteerd wordt om de waarheid van bepaalde stellingen te bepalen? In de wetenschap wordt een bepaalde hypothese of theorie getoetst aan de empirische data: als ze in strijd is met wat we waarnemen, wordt zijn aangepast of verworpen. Hierdoor is de wetenschappelijke houding zelfcorrigerend en nooit dogmatisch. Over dit toetsingscriterium zijn alle wetenschappers het wel eens. Maar hoe zit dit met geloof?
Dat ligt geheel anders dan in de wetenschap, gelovigen zijn het onderling niet eens over het te hanteren criterium. De rooms-katholieke kerk is bijvoorbeeld van mening dat dit criterium de bijbel is. In dit boek heeft God zich definitief en volledig geopenbaard aan de mens, rooms-katholieken hoeven geen openbaring meer te verwachten tot ze God zelf zullen aanschouwen in het hiernamaals. De bijbel bevat de universele waarheid voor alle mensen. Moslims zijn het hier niet mee eens, zij geloven immers dat God zich na de bijbel ook nog geopenbaard heeft via Mohammed in de koran. Zij verwerpen dus het katholieke waarheidscriterium en plaatsen daar een andere tegenover: alles wat in de koran staat is absoluut waar.
Is dit dispuut over de keuze van het waarheidscriterium op te lossen? Kan men aantonen dat het ene beter is dan het andere? Nee, dit is principieel onoplosbaar, zoals Phyrro van Elis (ca. 365-275 v.C.) ook al opmerkte. De juistheid van het waarheidscriterium is namelijk alleen aan te tonen met argumenten die zelf al waar zijn. Maar om vast te stellen of die argumenten zelf waar zijn, is het waarheidscriterium al nodig. Dit leidt dus steeds tot een cirkelredenering, men gaat uit van wat men wil bewijzen. Ondanks dat dit een cirkelredenering is, ligt ze vaak ten grondslag aan godsdiensten. Zo beweren christenen dat wat in de bijbel staat waar is omdat dat is opgeschreven door schrijvers die door God geïnspireerd waren. God zelf is dus de eigenlijke auteur van de bijbel. Hoe weten we dit? Dat staat in de bijbel. Zo is de cirkel rond. Moslims gebruiken dezelfde drogreden: wat in de koran staat is door Allah aan Mohammed geopenbaard, waarna die het heeft opgeschreven en is daarom onfeilbaar. Hoe weten we dit? Omdat het in de koran staat.
Elk openbaringsgeloof berust op een religieus waarheidscriterium, terwijl ze elkaar uitsluiten en het onmogelijk is te bepalen welke beter is. Dit maakt elk openbaringsgeloof irrationeel. Maar ook binnen een geloof kan hetzelfde probleem zich voordoen, bijvoorbeeld over hoe een bepaalde tekst geïnterpreteerd moet worden. In de rooms-katholieke kerk bepalen de pausen en concilies dit. Bij de protestanten kan elk individu die gewetensvol de bijbel leest de juiste interpretatie bepalen omdat hij bij het lezen van de bijbel direct door God geïnspireerd wordt. Blijkbaar is God niet zo duidelijk in zijn directe inspiratie, de protestantse kerk is immers hopeloos verdeeld in verschillende denominaties, die elkaar ook weer tegenspreken. Hoewel de recente lijmpoging hiervan in de PKN een dappere poging is, kan het de verdeeldheid niet redden, immers, niet alle gezindten doen hier aan mee.
Vanwege het hierboven beschreven probleem van het waarheidscriterium zullen gelovigen nooit tot overeenstemming kunnen komen over de waarheid religieuze stellingen. De interreligieuze dialoog over de waarheid van godsdiensten is dan ook gedoemd te mislukken. De enige uitweg uit dit probleem is, om met de woorden van Herman Philipse te spreken, "dat gelovigen hun verhalen moeten nemen voor wat ze zijn: mythen die stammen uit een vroegere cultuurfase van de mensheid en die ons soms nog beroeren omdat ze getuigen van menselijke verlangens en tekortkomingen."
In het bovenstaande is zelfs nog gezwegen over de vele andere godsdiensten, ook die uit de oudheid. Waarom bestaat volgens de christen Thor niet? Waarom bestaat volgens de moslim Zeus niet? De mensheid heeft het bestaan van duizenden goden voor waar aangenomen. Volgens veel gelovigen bestaan al die goden niet, alleen die waarin zij geloven bestaat. De atheïst maakt simpelweg geen uitzondering voor die laatste.