Sommige zaken zijn zó bijzonder dat ze wel een goddelijke verklaring behoeven, althans volgens vele gelovigen. Dit kan gaan om wonderen (zoals een bijzondere genezing), om een vermeende openbaring (persoonlijke ervaring, heilig boek) of bijvoorbeeld de vermeende fijne afstemming van het universum. Deze finetuning van natuurconstanten zou zó precies zijn dat God er de beste verklaring voor is. Dit soort theïstische verklaringen hebben echter een algemeen probleem dat in de vorm van een dilemma geformuleerd kan worden. Dit wil ik hier bespreken.[1]
Verklaringen
Voordat we naar dit probleem gaan kijken, is het goed om eerst even stil te staan bij wat überhaupt een goede verklaring is. Wetenschappers proberen verklaringen te vinden binnen hun vakgebied, waarover ze dan publiceren en wat door anderen eventueel weer bekritiseerd wordt, maar wat maakt de ene verklaring nu wel overtuigend en de andere niet? Wetenschapsfilosofen discussiëren hier al een tijd over.[2]
Wat we minimaal mogen verwachten van een verklaring, is dat die verklaart waarom een bepaalde toestand of waarneming het geval is, en niet een andere. Een verklaring waarmee je alles kunt verklaren, elke toestand of waarneming, is een nietszeggende verklaring. Wie bijvoorbeeld als antwoord op elke waaromvraag ‘magie’ geeft, heeft niets verklaard. Verder worden vaak criteria gehanteerd als verklaringsbereik (hoeveel kan ermee verklaard worden?), unificatie, precisie, eenvoud, samenhang, vruchtbaarheid (levert het nieuw onderzoek op?), consistentie met andere goed bevestigde kennis, voorspellende waarde en mogelijkheid van empirische toetsing (kunnen controleren of de verklaring klopt).
Theïstische verklaringen
Hoe scoren theïstische verklaringen op dit gebied? We moeten dan eerst een onderscheid maken tussen de meest kale versie van theïsme (bare theism) en de sterk aangeklede versies van de verschillende religies. In beide gevallen ontstaan er problemen.
Kaal theïsme poneert slechts het bestaan van de theïstische God: een perfect almachtig, alwetend en algoed bewust wezen. Religies doen uitspraken over God (of goden) die veel verder gaan, zoals wat God (niet) wil en wat we van Hem (niet) mogen verwachten. Dit is gebaseerd op een vermeende openbaring, zoals een heilig boek of een openbaring aan een persoon. God wordt in de Bijbel bijvoorbeeld voorgesteld als een Vader die voor Zijn kinderen zorgt. Over Hem wordt beweerd dat hij (menselijk) leven wil scheppen en wil dat we ons aan bepaalde wetten houden. Ook laat deze God weten hoe we in het hiernamaals komen. Dit gaat dus veel verder dan kaal theïsme. Religies verschillen ook onderling in deze invulling van theïsme.
Theïsme kan pas wat gaan verklaren als het kan aangeven wat we wel en juist niet mogen verwachten, wat de verschillende religies dus gedaan hebben. Zij menen inzicht te hebben in wat Gods wil is, en dat is belangrijk als we God als verklaring willen opvoeren. Als we dit niet kunnen weten, zoals bij kaal theïsme, kunnen we ook niet weten wat we wel en niet van een goddelijke verklaring mogen verwachten.
Verklaringen die uitgaan van Gods wil, zijn intentionele verklaringen. Ze gaan ervan uit dat God handelt vanuit bepaalde intenties en doelen op het oog heeft. Dit lijkt erg op hoe mensen handelen, dus die analogie wordt vaak gemaakt. Stel dat we een huis binnenlopen dat er netjes uitziet. Is het dan een goede verklaring dat een mens daarvoor verantwoordelijk is? Ja, want we weten uit ervaring dat a) mensen bestaan, b) dat zij graag een huis netjes maken en houden en c) dat mensen een huis ook netjes kunnen maken. Hierdoor weten we dat de mens een goede verklaring is voor het nette huis: we kennen het mechanisme. Bij God als verklaring is dat anders: het is ten minste betwijfelbaar dat God bestaat, we moeten religies geloven om te weten wat God wil (met alle problemen van dien, zie hieronder) en we zien God nooit ondubbelzinnig handelen. Hoe zo’n goddelijke ingreep zou moeten werken (mechanisme), is al helemaal onbekend. De vergelijking met menselijk handelen gaat dan ook niet op.
Finetuning
Laten we – for the sake of the argument – aannemen dat het universum daadwerkelijk een bepaalde fijne afstemming heeft.[3] Waarop is het universum dan afgestemd? Traditioneel is het antwoord hierop (intelligent) leven, vaak in het bijzonder de mens. Dit antwoord is evenwel gebaseerd op bepaalde theologische opvattingen, waarbij dus veel meer wordt verondersteld dan kaal theïsme alleen. Hoe weten we immers dat God het universum heeft afgestemd op leven of op de mens? Uit kaal theïsme zelf volgt dat helemaal niet. Misschien heeft deze God het universum wel afgestemd op sterren of zwarte gaten, of op waterstofatomen. Gezien de alomtegenwoordigheid hiervan – veel meer dan dat van leven of de mens! – lijkt dat nog niet zo’n gek idee. En waarom zou een perfecte God überhaupt iets scheppen? Ook een God die niets schept, is consistent met kaal theïsme, en dan valt er niet eens wat te verklaren. Met kaal theïsme kun je dus eigenlijk elke afstemming verklaren. Zelfs als er niet eens een universum was geweest, zou je dat kunnen verklaren! We hebben hier dus een verklaring waarmee je alles kunt verklaren, en zo’n verklaring is een verklaring van niets. Kaal theïsme als verklaring werkt dus niet.
Ook Paas en Peels voeren dit finetuning-argument op in hun boek God bewijzen. Zij stellen in hun versie van het argument dat God een veel betere verklaring is voor de fijnafstemming dan toeval (alsof dat de enige twee opties zijn, zie verderop). Zij leggen evenwel nergens uit hoe de fijne afstemming volgt uit theïsme zelf.
Als God bijvoorbeeld in de Bijbel heeft geopenbaard dat Hij de mens liefheeft, is dit een goede reden om aan te nemen dat hij het universum heeft afgestemd op de mens. Met deze concretere theologische invulling van theïsme lijkt het finetuning-argument dus beter van de grond te komen. Er ontstaat echter ook een ander probleem: hoe moeten we verklaren dat veruit het grootste deel van het universum helemaal niet afgestemd is op de mens? Veruit het grootste deel van het universum is volstrekt ongeschikt voor leven, laat staan menselijk leven. Sterren, zwarte gaten en waterstofatomen nemen een veel prominentere plek in in het universum. En waarom bestond het universum al 13,8 miljard jaar voordat de mens ten tonele verschijnt? Dergelijke gegevens lijken juist een afstemming op de mens tegen te spreken, en pleiten daarmee juist tegende goddelijke verklaring.[4] Menen dat het universum op ons is afgestemd, is een beetje als een mier in de Amazone die denkt dat het gigantische regenwoud er speciaal voor hem is.
Daarnaast is er nog het vele leed – veelal juist het gevolg van hoe het universum afgestemd is – dat als tegenbewijs dient.[5] De theïst zal dit uit moeten leggen. Hier zien we het probleem met de concretere invulling van de goddelijke verklaring: we moeten niet alleen kijken naar wat vóór de goddelijke verklaring pleit, maar ook wat ertegen pleit. Dit punt wordt vaak genegeerd door theisten.[6]
Wonderclaims
Een vergelijkbaar probleem treedt op bij bijvoorbeeld een goddelijke verklaring voor een bijzondere genezing. Stel dat een klein kind na gebed geneest van een ernstige ziekte, dan zal de gelovige dit snel toeschrijven aan een goddelijke ingreep. Wie meent dat een dergelijke genezing het beste verklaard kan worden door een liefdevolle God die ingrijpt, zal ook moeten verklaren waarom diezelfde God de meeste andere ernstig zieke kinderen laat lijden door niet in te grijpen. De gelovige kan niet selectief gaan winkelen in zijn bewijsvoering door alleen te wijzen op wat pleit voor een goddelijke ingreep. Hij zal ook moeten uitleggen waarom er zoveel bewijs is dat juist tegen deze verklaring pleit. Ook dit probleem wordt vaak genegeerd.
Daarnaast ontstaat er een ander probleem bij een verdere invulling van het theïsme: welke invulling moeten we kiezen? Hoe kunnen we weten wat de wil van God is als verschillende gelovigen daar onderling niet uitkomen?[7] Vooral in het geval van wonderen wordt dit een probleem, want als een gelovige van een bepaalde religie een wonder verklaart met het bestaan van de God waartoe hij bidt, waarom kan een gelovige uit een andere religie niet hetzelfde doen met de God waartoe zij bidt? De theist moet dus niet alleen kunnen verklaren waarom zijn wonderclaims bewijs zijn voor het bestaan van zijn God, maar ook verklaren waarom de wonderclaims van andere religies geen bewijs zijn voor het bestaan van die andere goden. De gelovige kan ook niet hier de kool en de geit sparen.
Wonderen als argument
Een eigenschap van wonderen is dat ze per definitie erg onwaarschijnlijk zijn, in ieder geval de wonderen in de hier relevante zin.[8] Een zee splijt gewoonlijk niet op commando in tweeën en mensen staan over het algemeen niet op uit de dood. Dit soort sterke claims hebben dan ook een sterke onderbouwing nodig: extraordinary claims require extraordinary evidence. Die overtuigende evidentie is er over het algemeen niet, want meestal gaat het over oude verhalen en anekdotes. Er is eigenlijk altijd wel een alternatieve (naturalistische) verklaring voor handen of denkbaar die waarschijnlijker is, juist omdat een wonder per definitie zo onwaarschijnlijk is.
De gelovige kan nu met de volgende tegenwerping komen: als God bestaat, is zo’n wonder helemaal niet onwaarschijnlijk, want voor de Almachtige is per definitie niets een probleem. Dat Jezus door goddelijk ingrijpen uit de dood is opgestaan, is bijvoorbeeld een goede verklaring als de christelijke God bestaat. Het probleem hiermee is dat juist het bestaan van deze God betwijfeld wordt, waardoor voor de rechtvaardiging van zo’n wonder geen beroep gedaan kan worden op het bestaan van die God. Dat zou immers een cirkelredenering zijn. Een goddelijke verklaring voor een wonderclaim werkt dus pas als eerst het bestaan van de (juiste) God is aangetoond, en kan niet gebruikt worden om te argumenteren voor het bestaan van die God. Een christen zal dus eerst het bestaan van de christelijke God aannemelijk moeten maken, zonder een beroep op wonderen, om die God als een plausibele verklaring op te kunnen voeren voor de christelijke wonderclaims.
De verklaring voor God?
Als de fijne afstemming in het universum om een verklaring vraagt, waarom God zelf dan niet? Is God als alwetend wezen niet ongelofelijk complex, en waarom behoeft deze complexiteit geen verdere verklaring? Ook hier hebben Paas & Peels een simpel antwoord op: volgens gelovigen is God niet gemaakt, bestaat Hij noodzakelijk en is Hij de grond van de werkelijkheid (p. 314). Dan is verdere verklaring blijkbaar niet meer nodig, en daarnaast: een reeks verklaringen moet ergens stoppen, aldus Paas & Peels. Dit antwoord is echter weinig overtuigend. Waarom mogen gelovigen gewoon stipuleren dat God geen verklaring nodig heeft? De atheïst kan net zo goed zeggen dat het universum zelf de grond van de werkelijkheid is, noodzakelijk bestaat en geen verdere verklaring meer nodig heeft. Van het universum weten we tenminste dat het bestaat, van God niet. Waarom zou God wel het eindpunt mogen zijn van een reeks verklaringen en het universum zelf niet? Daarop heb ik nog nooit een overtuigend antwoord gezien.
God of the gaps
Een veelgehoorde kritiek op de goddelijke verklaring voor de vermeende finetuning is dat het een God-of-the-gaps-argument is, God als opvulling voor onze huidige onwetendheid, een onwetendheid die in de toekomst wel eens zou kunnen worden ingevuld door voortschrijdend inzicht. De wetenschapsgeschiedenis kent hier vele voorbeelden van en Paas & Peels erkennen dit kritiekpunt (p. 317-318). Zij menen dat deze voorbeelden echter fysieke voorbeelden zijn waar een fysieke verklaring voor gevonden werd. Volgens hen werkt deze kritiek bij finetuning echter niet omdat dit het gehele fysieke universum betreft, en dan kan daarvoor geen fysieke oorzaak zijn. Dit onderbouwen ze echter nauwelijks. Ze opperen alleen toevalligheid als alternatief, maar er zijn veel meer alternatieven. Daarnaast: waarom zou het universum een oorzaak moeten hebben. Oorzakelijkheid is een alledaags concept, en het is maar zeer de vraag of we dit mogen toepassen op het gehele universum zelf.[9] Deze verdediging is dus niet erg overtuigend.
Alternatieven
Vaak wordt de god naar keuze als enig alternatief voorgesteld naast de huidige naturalistische verklaringen. Het (vermeende) falen van dergelijke naturalistische verklaringen wordt dan gezien als argument voor het theïsme. Er zijn echter veel meer opties die in ieder geval logisch mogelijk zijn. In het geval van finetuning zijn dat bijvoorbeeld polytheïsme, deïsme, een vergevorderde beschaving die ons universum heeft gecreëerd, simulatie (de wereld die wij ervaren wordt slechts gesimuleerd in ons hoofd, zoals in The Matrix) of idealisme (de fysieke werkelijkheid is een illusie van onze geest). In het geval van wonderen kun je denken aan wetenschappers uit de toekomst of buitenaardse wezens die ons voor de gek houden, of aan andere goden, demonen of andere bovennatuurlijke wezens anders dan de god naar keuze. Dit lijkt misschien vergezocht, maar veel van deze opties worden geloofd door mensen of zijn zelfs verdedigd door filosofen in academische literatuur. De theist zal moeten beargumenteren waarom deze alternatieven in ieder geval ongeloofwaardiger zijn dan theïsme.
Tot slot is er nog altijd de goed verdedigbare optie dat we het gewoon (nog) niet weten. We hebben geen zicht op welke alternatieve naturalistische (of zelfs bovennatuurlijke) verklaringen de toekomst nog brengt en beter zijn dan theïsme. Maar ook van die verklaring kun je je weer afvragen waarom die is zoals zij is, ad infinitum. Volgens deze gedachtegang zou overal een verklaring voor moeten zijn (een principe bekend als de principle of sufficient reason), maar waarom zou dat zo moeten zijn? Zegt dit niet meer over onze psychologie dan over de werkelijkheid zelf? Zelfs als het geldt voor alles binnen ons universum (wat al goed te betwijfelen valt), wil dat niet zeggen dat het ook geldt voor het universum als geheel. Als je de waaromvraag niet eindeloos wilt door stellen, zul je ergens een brute fact moeten accepteren: een toestand die gewoon is wat het is en geen verdere verklaring meer behoeft. Voor de gelovige is dat God, voor de atheïst de fysieke werkelijkheid (het universum of multiversum) zelf. Waarom zouden we God wel als brute fact mogen accepteren en de fysieke werkelijkheid zelf niet?
Een theïstische verklaring zal dus altijd beoordeeld moeten worden op zijn eigen merites, zowel op plausibiliteit als op verklaringsvermogen. Dat een verklaring logisch mogelijk is, zegt dus niet veel. Een verklaring moet aannemelijk gemaakt worden en kan niet slechts varen op het (vermeende) falen van alternatieven.
Conclusie
Theïstische verklaringen hebben dus een probleem in de vorm van een dilemma. De verklaring kan uitgaan van kaal theïsme, maar dit theïsme is te kaal om als een verklaring te dienen. De verklaring kan ook gedaan worden vanuit een theologisch ingevuld theïsme, zoals de religies doen, maar dan moet de theïstische verklaring ook het tegenbewijs kunnen verklaren, wat niet succesvol lukt. In beide gevallen zijn goddelijke verklaringen dus problematisch. Dit is meteen ook een belangrijke reden waarom ze al een tijd niet meer in de wetenschap geaccepteerd worden, en zouden moeten worden.
Noten
[1] Een belangrijke en goede studie naar de problemen met theïstische verklaringen is gedaan door Gregory Dawes in zijn Theism and explanation (Routledge, 2009).
[2] Een goede inleiding is te vinden in de SEP. Een uitgebreidere bespreking en een verdediging van inference to the best explanation (IBE) is te vinden in het boek van Peter Lipton met een gelijknamige titel (Routledge, 2004).
[3] Dit is op zichzelf al een betwijfelbaar punt, want we weten niet of de natuurconstanten anders kunnen zijn, al wordt hier wel vaak van uitgegaan. Stefan Paas & Rik Peels doen dit ook in hun boek God bewijzen (Balans, 2013), maar onderbouwen dat nergens. De wetenschapsgeschiedenis laat zien dat vermeende fijnafstemming vaak gebaseerd is op onwetendheid van een onderliggend mechanisme of principe.
[4] Deze volstrekte onbeduidendheid van de mens kan gezien worden als een argument voor atheïsme, zie verder hier.
[5] Ook wel bekend als het argument van kwaad/lijden voor atheïsme, zie verder hier.
[6] Paas & Peel merken dit probleem ook op en komen met twee antwoorden (p. 314). Als eerste menen ze dat zelfs als het overgrote deel van het universum niet bedoeld lijkt voor intelligent leven, ons deel dat wel is, en dat dát om een verklaring vraagt. Dit is echter selectief winkelen in de data voor de verklaring: ze willen de kool en de geit sparen. Als ze menen dat bepaalde waarnemingen wel wijzen op een goddelijke verklaring, moeten ze ook een overtuigend antwoord hebben op de waarnemingen die hun verklaring juist onwaarschijnlijk maken, hetgeen ze niet doen. Hun tweede tegenwerping is dat God misschien wel meerdere doelen had, naast intelligent leven. Deze mogelijkheid is echter volledig ad hoc, en ze onderbouwen haar verder ook niet
[7] Dit punt heb ik eerder uitgebreid hier besproken.
[8] Het woord ‘wonder’ wordt ook gebruikt voor een natuurlijke gebeurtenis die bijzondere waarde heeft, zoals de geboorte van een kind, maar die betekenis is hier niet relevant.
[9] Zie The big picture van kosmoloog Sean Carroll (Dutton, 2016).