Herre Faber schreef op 11 mei 2011:
Hoi Bart,
Je artikel over de vrije wil heb ik met interesse en waardering gelezen. Wat je in feite beweert is dat naarmate we grotere hersenen hebben, we op een subtielere en doelgerichtere manier op situaties kunnen reageren. Dat maakt ons gedrag ook onvoorspelbaar, omdat hele kleine variaties in begincondities kunnen bepalen of we A of B beslissen. Je kunt vrije wil daarom herdefinieren als gedrag dat extreem onvoorspelbaar is, maar toch deterministisch. Het vervelende hieraan is dat de meeste mensen dit niet onder vrije wil verstaan. Het herdefinieren van vrije wil leidt er dan toe dat er twee verschillende definities in omloop zijn wat tot veel verwarring leidt. Daniel Dennett doet dat bijvoorbeeld in zijn boek "de evolutie van de vrije wil". Ik blijf zelf daarom zeggen: "vrije wil bestaat niet". Waarmee ik bedoel dat al onze handelingen deterministisch zijn.
Dit laat echter een belangrijke vraag onbeantwoord: waarom is de illusie van de vrije wil geevolueerd? Is het een nuttige adaptatie of is het een bijproduct van ons grote brein? Na het lezen van "the mating mind" van Geoffrey Miller lijkt het mij duidelijk dat het geen bijproduct is. Miller breekt in zijn boek een lans voor sexuele selectie als verklaring voor ons grote brein. Mannen en vrouwen vinden een potentiele partner aantrekkelijk omdat die partner iets slims kan: een mooi verhaal vertellen, een goede mop tappen, een wiskundesom oplossen etc, allerlei dingen waar intelligentie uit blijkt. We selecteren partners op intelligentie net zoals vrouwtjes fazanten mannetjes selecteren op kleuren en mooie staarten. Dit is een bekend proces dat in de biologie bekend staat onder de term "sexuele selectie".
In het verlengde van Miller lijkt het volgende mij logisch. Intelligentie kan op veel manieren blijken, maar een belangrijke is uiteraard niet-sterotiep gedrag. Iemand die 10 keer achter elkaar precies even hard en lang lacht om dezelfde mop is duidelijk niet intelligent. Iemand die zich altijd op precies dezelfde manier gedraagt spreidt dus weinig intelligentie ten toon. Juist onvoorspelbaar gedrag, dat lijkt op het hebben van een vrije wil, is het tegenovergestelde van dom gedrag. Aangezien onze soort elkaar op tekenen van intelligentie selecteert, ontstaat er een evolutionaire druk op het ontwikkelen van gedrag dat een vrije wil imiteert. De illusie van de vrije wil is dus geen bijproduct van ons grote brein, maar juist iets waar in het verleden actief, door onze voorouders zelf, op is geselecteerd. De illusie van de vrije wil is een logisch gevolg van sexuele selectie op intelligentie!
Ik zie overigens weinig reden waarom dit niet door zou kunnen gaan. Wellicht dat dit proces binnenkort zelfs versneld zal worden als genetische modificatie ons in staat zal stellen slimmere kinderen te produceren...
Ik ben benieuwd wat je ervan vindt.
Met vriendelijke groet,
Herre Faber
Reactie:
Beste Herre Faber,
Wat volgens mij de meeste mensen onder vrije wil is verstaan, is dat er een homunculus/geest in ons brein zit dat ongedetermineerd het lichaam stuurt. Dit intuïtieve dualisme is een zeer hardnekkige illusie en is ook door psychologen onderzocht (zie onder andere het werk van Paul Bloom). Wij zijn van nature dualisten, net als dat we van nature teleologisch (doelmatig) denken (dat maakt creationisme psychologisch zo aantrekkelijk!) en dat we van nature denken dat de zon om de aarde draait. Wetenschappelijke ontwikkelingen hebben al veel van deze intuïtieve ideeën over hoe de wereld in elkaar zit ontmanteld; de ontwikkelingen in de neurowetenschappen zorgen voor de volgende stap in dit proces.
Je kunt van deze (naïeve) opvatting van wilsvrijheid uitgaan en dan concluderen dat deze een illusie is, op grond van wat we weten uit de neurowetenschappen. Wat ik echter in mijn stuk wil doen, is, uitgaande van een neurowetenschappelijke visie op ons zelf, kijken of we nog op een zinnige manier kunnen spreken van vrijheid. Ik denk dat dat mogelijk is, mits we de naïeve dualistische illusie laten varen.
Ik denk dus dat de naïeve (en illusoire) opvatting van wilsvrijheid het gevolg is van het dualisme waartoe we van nature geneigd zijn. Dit dualisme is misschien te verklaren vanuit het kunnen hebben van een theory of mind (ik heb door wat jij denkt/wilt/ziet/hoort), wat een duidelijk evolutionair voordeel heeft als je in (grote) sociale groepen leeft, zoals wij plachten en plegen te doen. Natuurlijk is het vertonen van niet-stereotiep gedrag (eventueel als uiting van intelligentie) evolutionair voordelig, maar dat op zichzelf verklaart mijns inziens niet waarom wij de naïeve, dualistische opvatting van wilsvrijheid hebben. Het expliciet nadenken over wilsvrijheid lijkt mij overigens niet iets wat wij van nature doen, maar veeleer het gevolg van millennialange culturele ontwikkeling (net als het schrijven van boeken of het componeren van symfonieën). De jager-verzamelaars die onze voorouders waren, hadden weinig tijd om elkaar te imponeren met filosofische betogen over (de illusie van) wilsvrijheid! Verder speelt de onwetendheid van de vele factoren die ons gedrag beïnvloeden ongetwijfeld een belangrijke rol bij het idee dat onze keuzes ongedetermineerd zijn. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat op deze onwetendheid geselecteerd is.
Ik ben overigens sowieso niet zo’n ‘adaptionist’, zeker niet wat onze cognitieve vermogens betreft. We kunnen met het brein veel meer dan waarvoor ooit geselecteerd kan zijn, waardoor het mij onzinnig lijkt om voor elke mentale eigenschap of gril een evolutionaire verklaring te zoeken. Volgens mij is het brein primair ontstaan om goed in (grote) sociale verbanden te functioneren. Dit is waar vrijwel elk mens goed in is. Hiervoor heb je natuurlijk intelligentie nodig, maar niet de intelligentie die nodig is om differentiaalvergelijken op te kunnen lossen of symfonieën te kunnen componeren. Of dit nu wel een evolutionair voordeel biedt, is een vraag die je wetenschappelijk kunt onderzoeken. Daar weet ik echter niets van, als het überhaupt al onderzocht is.
Met vriendelijke groet,
Bart Klink