Als er iets is wat creationisten niet kunnen accepteren, dan is het wel dat mensen een evolutionaire oorsprong hebben in het dierenrijk. Zij geloven op grond van Genesis dat God mens en dier apart geschapen heeft, elk naar hun eigen aard. Hierdoor kunnen we duidelijk verschillende ‘basistypen’ onderscheiden: groepen dieren die een eigen aard hebben en los van elkaar geschapen zijn. Hoe weten we nu welke dieren tot welk basistype behoren? Om die vraag te onderzoeken, hebben ze hun eigen ‘wetenschapsdiscipline’ opgericht: de ‘baraminologie’ (afgeleid van de Hebreeuwse woorden voor ongeveer ‘geschapen aard’).
Wat de mens betreft, willen ze dus weten wie tot het ‘baramin’ (basistype) mens behoort. Zij zouden allemaal van Adam afstammen en alle andere dieren – uitgestorven of nog levend – niet. Het is volgens de creationisten duidelijk dat alle moderne mensen daartoe behoren, en moderne (mens)apen als chimpansees en gorilla’s niet. Met fossielen wordt het evenwel een stuk lastiger, want er zijn de laatste decennia veel fossielen gevonden met kenmerken van zowel moderne mensen (o.a. groot brein, rechtop lopen, gebruik van werktuigen) als (mens)apen (aanpassingen aan het leven in bomen, niet goed rechtop kunnen lopen, klein brein). Behoren deze fossielen nu tot het baramin van mensen of van apen? In meerdere gevallen komen creationisten daar onderling niet uit. Dit is opmerkelijk, want als God duidelijk gescheiden baramins geschapen heeft, dan zou dat toch niet zo lastig moeten zijn.