[Deze repliek is ook verschenen op Geloof & Wetenschap.]
In juni schreef Hans van Eyghen voor Geloof & Wetenschap een opiniestuk waarin hij betoogde dat de geloofwaardigheid van religieuze overtuigingen niet in het geding komt door de naturalistische verklaringen van religie die gegeven worden door het opkomende wetenschapsveld cognitive science of religion (CSR). Daarop schreef ik ook een opiniestuk (een uitgebreidere versie hier) waarin ik het tegenovergestelde betoogde: naturalistische CSR-verklaringen van religie werken debunkend (ondermijnend) voor de geloofwaardigheid van religieuze overtuigingen. Hans van Eyghen schreef daarop een reactie waarin hij hoofdzakelijk twee tegenwerpingen geeft. De eerste is dat een overtuiging niet onredelijk wordt als deze door een naturalistisch mechanisme geproduceerd wordt. Zijn tweede tegenwerping is dat de huidige naturalistische CSR-verklaringen ontoereikend zijn. In mijn oorspronkelijke stuk ga ik al in op deze tegenwerpingen, maar die worden opmerkelijk genoeg door Van Eyghen niet besproken in zijn reactie. Ik wil ze daarom hier nogmaals kort aanstippen en daarmee aangeven waarom Van Eyghens standpunt problematisch blijft.
Van Eyghens eerste punt is dat het feit dat religieus geloof geproduceerd wordt door een naturalistisch mechanisme, niet betekent dat dit geloof onredelijk is. Ik gaf al aan dat dit op zichzelf klopt, maar wees op verschillende verdere problemen. De vraag is immers of een dergelijk naturalistisch mechanisme betrouwbaar is in het opleveren van ware religieuze overtuigingen. Zo'n mechanisme zou volgens Van Eyghen "meer ware dan valse overtuigingen moet produceren" om betrouwbaar te mogen heten. In mijn oorspronkelijke stuk gaf ik al voorbeelden waaruit blijkt dat dit mechanisme onbetrouwbaar is. Als we ervan uitgaan dat er één waarheidminnende God is, heeft het grootste deel van de mensheid door de millennia heen bijvoorbeeld onware religieuze overtuigingen (gehad) omdat ze polytheïstisch of animistisch zijn (of waren). Zelfs binnen het monotheïsme zijn er nog allerlei verschillende en tegenstrijdige overtuigingen. Blijkbaar levert het mechanisme dat religie produceert dus meer onware dan ware overtuigingen op, en is daarmee volgens Van Eyghens eigen criterium onbetrouwbaar. Aan deze problemen gaat hij geheel voorbij in zijn reactie. Tevens bespreek ik het probleem van goddelijk ingrijpen in de natuurlijke werkelijkheid die gebonden is aan strenge behoudswetten, maar ook hier gaat Van Eyghen niet op in.
Van Eyghens tweede punt is dat het nog "de vraag [is] of religieuze ervaringen op dit moment naturalistisch verklaard [kunnen] worden" en dat het "lang niet duidelijk [is] of CSR-verklaringen deze diversiteit aan ervaringen kunnen verklaren". In mijn oorspronkelijke stuk wees ik er reeds op dat CSR nog in de kinderschoenen staat en dat een omvattende theorie momenteel nog ontbreekt. Dat is ook niet vreemd voor een wetenschapsveld dat slechts zo'n dertig jaar bestaat en een buitengewoon complex en gevarieerd fenomeen poogt te verklaren. Niets wijst er evenwel op dat bepaalde aspecten van religie naturalistisch onverklaarbaar zijn en de bestaande verklaringen worden steeds verder uitgewerkt en onderbouwd [1].
Van Eyghen baseert zijn tegenwerping op de leemten in onze huidige kennis. Het is vergelijkbaar met wat creationisten doen als ze evolutiebiologen tegenwerpen dat niet alle evolutionaire overgangen even goed zijn gedocumenteerd in het fossielenbestand of dat niet voor elk orgaan een volledig uitgewerkte evolutionaire verklaring bestaat. De wetenschapsgeschiedenis kent veel voorbeelden van gaten in de toenmalige kennis waarin God gezien werd, maar die vervolgens naturalistisch opgevuld werden. Je baseren op lacunes in onze huidige kennis, zoals Van Eyghen doet, is dan ook geen sterke strategie, zeker niet bij een jong wetenschapsveld.
Samenvattend zijn de tegenwerpingen van Van Eyghen dus niet overtuigend. De naturalistische verklaringen die CSR oplevert, werken wel degelijk debunkend op religieuze overtuigingen.
[1] In mijn oorspronkelijke opiniestuk verwees ik naar een zeer recent wetenschappelijk artikel van Neil Van Leeuwen en Michiel van Elk, waarin zij een verklaring geven die goed uitgewerkt en gedegen empirisch onderbouwd is. Van Eyghen verwijst in zijn reactie alleen naar Michiel van Elks recente populaire boek Extase, niet naar zijn wetenschappelijke werk.