Theologians have grown grateful for small mercies,
and they do not much care what sort of god the man of science gives them,
so long as he gives them one at all
~ Bertrand Russell
Degeneratie, een pseudowetenschappelijk argument dat de onmogelijkheid van de evolutietheorie had moeten aantonen, werd in Nederland zo'n 10 jaar geleden geïntroduceerd door Peter M. Scheele, een gedreven evangelist en creationist, in zijn boek "Degeneratie, het einde van de evolutietheorie". Zijn 'theorie' is vrij vlot door diverse biologisch wetenschappelijk beter onderlegden onderuitgehaald. In dit artikel wil ik betogen dat het degeneratieargument nog wel degelijk van toepassing is, zij het op een ander fenomeen.
Het einde van de evolutietheorie?
"Op 24 november 1859 verscheen het boek 'The Origin of Species' van Charles Darwin in een oplagfe van 1.250 stuks. Het was op de dag van uitgifte uitverkocht.
Op 24 november 1997 is het boek 'Degeneratie, het einde van de evolutietheorie' verschenen in een oplage van 5.000 stuks, in een poging om het 'record van Darwin' te breken. Het was op de dag van uitgifte uitverkocht.
Er zijn meer dan 15.000 exemplaren van verkocht."
Met deze zwaar op het argumentum ad populum steunende woorden opent Peter M. Scheele zijn website [1], die voornamelijk gewijd is aan zijn in 1997 uitgekomen boek met de (zeker voor een boek van een auteur zonder achtergrond in de biologie) pretentieuze titel: "Degeneratie, het einde van de evolutietheorie". Het belangrijkste punt van het boek is dat het te onwaarschijnlijk zou zijn dat door een toevallige mutatie een functioneel eiwit kan ontstaan. Toevallige mutaties zouden derhalve hooguit resulteren in degeneratie, wat het onmogelijk maakt nieuwe soorten op te leveren. Zijn voornaamste lezersgroep, bestaande uit wetenschappelijk symmetrisch paradoxaal ingestelde creationisten, leken die Darwin en de moderne biologie om religieuze redenen toch al niet vertrouwden, grijpt deze wetenschappelijk klinkende pseudobiochemie en dito genetica met beide handen aan om hun geloof bevestigd te krijgen [2].
Gelukkig is het ongelijk van de auteur verbluffend eenvoudig aan te tonen door simpelweg te wijzen op de diverse observaties van gunstige mutaties, het ultieme empirische bewijs tegen de degeneratiehypothese van Scheele. Bijvoorbeeld de onlangs in slangen geobserveerde mutatie die ze resistent maakt tegen het gif van salamanders, die daardoor als voedsel dienen, terwijl de slangen er eerder dood aan gingen [3]. Verder staat in The Counter-Creationism Handbook van Mark Isaak [4] een aantal geobserveerde en in laboratoria herhaalbare voorbeelden van gunstige genenmutaties. "Ja, maar dat is micro-evolutie." hoor ik de doorgewinterde creationistische debater een ander bekend stokpaardje uit zijn (inmiddels tamelijk stoffige) hoge hoed toverend reeds tegensputteren. Dat klopt, maar dat was niet het onderwerp van discussie, en bovendien is het mechanisme dat micro-evolutie veroorzaakt tevens het mechanisme dat macro-evolutie veroorzaakt, namelijk random genenmutaties waarvan de meest gunstige door middel van natuurlijke selectie worden geselecteerd om te overleven. Door sceptici en biologisch beter onderlegden is het boek van Scheele dan ook zwaar bekritiseerd en onderuitgehaald [5][6][7][8]. De poging van Scheele om de evolutietheorie te laten degenereren tot er uiteindelijk niets van over zou blijven is schromelijk mislukt, de meer dan 15.000 verkochte exemplaren ten spijt.
NOMA
De term NOMA komt uit de koker van de inmiddels overleden evolutiebioloog Stephen Jay Gould, en is een afkorting die staat voor nonoverlapping magisteria [9]. In de onderstaande uitleg van Gould wordt verwezen naar de encycliek Humani Generis van paus Pius XII [10] die geheel in overeenstemming zou zijn met zijn idee.
"The text of Humani Generis focuses on the magisterium (or teaching authority) of the Church — a word derived not from any concept of majesty or awe but from the different notion of teaching, for magister is Latin for 'teacher.' We may, I think, adopt this word and concept to express the central point of this essay and the principled resolution of supposed 'conflict' or 'warfare' between science and religion. No such conflict should exist because each subject has a legitimate magisterium, or domain of teaching authority — and these magisteria do not overlap (the principle that I would like to designate as NOMA, or 'nonoverlapping magisteria')."
Het idee is dat wetenschap en religie twee verschillende leren (magisteria) zijn die zich bewegen op niet overlappende territoria. De fenomenen waarmee religie zich bezig houdt raken niet aan de wetenschap, en vice versa: "[...] we study how the heavens go, and they determine how to go to heaven [...]" [9]. Dat klinkt allemaal heel nobel en mooi, maar wanneer je er wat beter over nadenkt blijkt NOMA niets meer te zijn dan een mislukte poging om de kool en de geit te sparen. Wanneer we de encycliek van paus Pius XII, de Humani Generis, erop naslaan, blijken er zelfs uitspraken in voor te komen die regelrecht met NOMA in strijd zijn, en die vandaag de dag nog steeds door de rooms-katholieke kerk worden gehanteerd. Zo beweert 'Father' Roderick Vonhögen, schrijver van de column 'Eerste hulp' op de internetkrant van het Katholiek Nieuwsblad, dat in Humani Generis van Pius XII expliciet staat dat Adam en Eva werkelijk hebben bestaan, omdat anders van erfzonde geen sprake kan zijn [11]:
"Staan Adam en Eva slechts symbool voor een heleboel voorouders (polygenisme)? 'Nee', zegt paus Pius XII in Humani Generis. Adam is wel degelijk de enige stamvader van de mensheid, en de erfzonde als gevolg van zijn zonde wordt van generatie op generatie doorgegeven aan zijn afstammelingen. Waarom is Pius XII daar zo stellig over? Het heeft te maken met de ernst van de eerste zonde, het eerste 'nee' tegen God. Als je vanuit de hypothese vertrekt dat er een heleboel verschillende stamouders zijn geweest, ontkracht je de impact van dat eerste 'nee' dat de hele menselijke geschiedenis heeft getekend. Maar de Kerk redeneert ook terug op basis van de verlossing door Jezus Christus. Als alleen sommige mensen af zouden stammen van hen die de eerste zonde begingen, en andere mensen niet, dan zou Jezus niet voor alle mensen hebben hoeven sterven."
Inderdaad vinden we in Humani Generis, onder punt 37, de tekst waaraan hierboven wordt gerefereerd:
"For the faithful cannot embrace that opinion which maintains that either after Adam there existed on this earth true men who did not take their origin through natural generation from him as from the first parent of all, or that Adam represents a certain number of first parents."
En even verderop struikelen we alweer over een passage die onmogelijk met NOMA is te verenigen. Pius XII beweert glashelder dat de rooms-katholieke kerk grenzen heeft vastgesteld, die door de biologie, de culturele en wijsgerige antropologie en ook de historische wetenschappen met voeten worden getreden. Met name die laatste discipline interpreteert de historische boeken van het Oude Testament veel te vrij worden geïnterpreteerd. Punt 38 van Humani Generis:
"Just as in the biological and anthropological sciences, so also in the historical sciences there are those who boldly transgress the limits and safeguards established by the Church. In a particular way must be deplored a certain too free interpretation of the historical books of the Old Testament."
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Pius XII het volkomen oneens zou zijn geweest met Gould, wanneer hij de kans had gekregen kennis te nemen van het idee van de nonoverlapping magisteria. De paus begeeft zich herhaaldelijk op het terrein van de wetenschap wanneer hij beweert dat "evolution has not been fully proved, even in the domain of natural sciences", of wanneer hij het heeft over de "fictitious tenets of evolution" en "false science" [10]. Het hele document van de paus is één grote waarschuwing tegen het heroverwegen van bestaande dogma's naar aanleiding van moderne ideeën van theologen, filosofen en wetenschappers, die hij in de titel van zijn schrijven ook "false opinions threatening to undermine the foundations of Catholic doctrine" noemt. Dit lijkt niet in overeenstemming te zijn met een uitspraak van paus Johannes Paulus II tijdens een toespraak tot de Pauselijke Academie van Wetenschappen op 22 oktober 1996, dat nieuwe kennis heeft geleid tot "the recognition of more than one hypothesis in the theory of evolution". Sommigen hebben dit geïnterpreteerd als de erkenning van de evolutietheorie door paus Johannes Paulus II, maar volgens kardinaal Christoph Schönborn is dat een grote vergissing [12]. Johannes Paulus II heeft een jaar later, in een andere toespraak duidelijk gesteld dat het duidelijk is dat "waarheid van het geloof over de schepping lijnrecht staat tegenover de theorieën van de materialistische filosofie [=evolutie]", aldus de kardinaal. En ook Benedictus XVI, de huidige paus, heeft tijdens de preek bij zijn installatie aangegeven dat mensen "geen betekenisloos product van evolutie" zijn. Hiermee is duidelijk dat de rooms-katholieke kerk bij monde van pausen zich wel degelijk op het terrein van de wetenschap begeeft, waarmee ze zich impliciet onmogelijk zullen kunnen verenigingen met het idee van NOMA van Gould. Het lijdt daarnaast geen twijfel dat ook creationisten als Peter M. Scheele zich niet zullen kunnen vinden in NOMA, gezien hun felle tegenstand tegen de evolutietheorie, waarmee ook zij zich op het terrein begeven van de wetenschap op basis van hun religie.
De tegenstanders van NOMA zijn niet alleen de religieuzen die een strikt letterlijke lezing van Bijbel of de Koran voorstaan. Er zijn ook wetenschappers die zich niet kunnen verenigen met het idee. Ook de atheïst Richard Dawkins heeft er grote moeite mee, en steekt dat niet onder stoelen of banken. In The God Delusion stelt hij dat de vraag of Jezus een vader had of niet, een wetenschappelijke vraag is [13]. Maagelijke conceptie is wetenschappelijk gezien heel, heel, heel onwaarschijnlijk. Bovendien zou Jezus, wanneer Maria zwanger zou zijn geworden voordat zij gemeenschap had gehad met een man, een vrouw zijn geweest. Maarten 't Hart (bioloog en schrijver) legt dit in zijn boek De Schrift Betwist op vermakelijke wijze uit [14]. Het komt er op neer dat wanneer een onbevruchte eicel zich spontaan zou gaan delen, deze cel alleen een X-chromosoom bevat. De Y-chromosoom wordt door de mannelijke zaadcel geleverd. Als zich uit deze eicel een kindje ontwikkelt, zal dat zonder twijfel een dochter zijn. (Dat zullen ze niet leuk vinden bij de SGP!) En hoe zit het met andere wonderen? Een wonder is per definitie iets wat een natuurwet overstijgt. Voor een heiligverklaring door de rooms-katholieke kerk is het nodig dat postuum door de kandidaat-heilige een aantal wonderen wordt verricht. Deze wonderen betreffen vaak een wonderbaarlijke genezing. Betreedt de kerk hier niet het territorium van de medische wetenschap? Een exorcist [15] zal beweren dat hij een demon uitdrijft, terwijl een zichzelf serieus nemende medicus daar op basis van de medische wetenschap een heel andere interpretatie bij zal geven. Het toeschrijven van psychische aandoeningen aan demonen, straffen van bovennatuurlijke machten, goden, of andere mystieke verschijnselen is in strijd met de moderne medische wetenschap. Wanneer vanuit een religie gebruik wordt gemaakt van uitdrijving van boze geesten of gebedsgenezing, overschrijdt deze religie de grenzen van het territorium van de wetenschap. En wat te denken van de transsubstantiatie? Volgens het Concilie van Trento bevindt het lichaam van Christus 'waarlijk, werkelijk en wezenlijk' in de hostie, en hetzelfde geldt voor de hemoglobine in de wijn [16]. Niet symbolisch of allegorisch, maar fysiek. En hier zou de wetenschap geen uitspraak over kunnen doen, omdat het niet tot het domein van de wetenschap valt? Alles wat binnen de stoffelijke wereld valt, is per definitie het domein van de wetenschap, en zodra religieuze claims deze stoffelijke wereld betreffen, kan er geen sprake zijn van NOMA.
Als de 'magisteria' elkaar per definitie niet zouden overlappen, zou Galileo Galilei niet tijdens een kerkelijk proces in 1633 zijn veroordeeld tot levenslang huisarrest, tot zijn dood in 1642, er zouden bovendien geen teleologische godsbewijzen zijn bedacht, Peter M. Scheele zou geen boek hebben geschreven over degeneratie, de EO zou geen fragmenten uit de natuurfilms van Sir David Attenborough hebben geschrapt, Paus Pius XII zou zich niet zo druk hebben gemaakt over "false opinions threatening to undermine the foundations of catholic doctrine", er zouden geen uitdrijvingen van demonen door priesters meer plaatsvinden, er zou geen doctrine van de transsubstantiatie bestaan, Maria zou een dochter hebben gekregen en haar vast geen Jezus genoemd hebben, en zou de SGP een vrouwvriendelijke partij zijn geweest. Kortom, de wereld zou er heel anders hebben uitgezien. Ik denk dat we kunnen stellen dat Victor J. Stenger gelijk heeft wanneer hij stelt dat "the Judeo-Christian-Islamic God is a nanosecond-by-nanosecond participant in each event that takes place in every cubic nanometer of the universe, from interactions of quarks inside atomic nuclei to the evolution of stars in the most distant galaxies [17]". Van NOMA kan derhalve geen sprake zijn, daar zijn vrienden en vijanden van de wetenschap het over eens.
Degeneratie
Wanneer van NOMA geen sprake kan zijn, zal op het terrein waar zowel de wetenschap als religie bepaalde claims doen, overeenstemming moeten zijn tussen dergelijke claims (tenzij men een obscuur soort relativisme aanhangt, en stelt dat er geen objectieve waarheid bestaat, maar dergelijke relativisten kan worden tegengeworpen dat die stellingname nooit objectief waar kan zijn). De wetenschappelijke methode is een systematische manier om kennis te vergaren, gebaseerd op waarnemingen, metingen, voorspellingen, experimenten, verificatie en falsificatie. Deze methode werkt het best op het gebied van bèta- of exacte wetenschappen omdat daar het best gemeten en geëxperimenteerd kan worden. Bij religie is deze methode onmogelijk, en is men afhankelijk van stokoude geschriften uit een tijd die door Christopher Hitchens "the bawling and fearful infancy of our species" wordt genoemd [18], oncontroleerbare openbaringen en andere miraculeuze ervaringen, aangevuld met redenatietechnieken, teneinde een consistente theorie op te zetten. Het moge derhalve duidelijk zijn dat op het terrein van waarheidsvinding de wetenschappelijke methode veruit het primaat heeft boven de theologie. Dat veel godsdienstigen dat niet willen accepteren is een ander verhaal, en het halsstarrig verzet tegen de wetenschappelijke vooruitgang dwingt hen tot doelbewuste onwetendheid of een bizarre intellectuele spagaat. Het erkennen van de wetenschappelijke vooruitgang daarentegen, heeft ontegenzeggelijk degeneratie van hun god tot gevolg. Waar paus Pius XII bang voor was toen hij de encycliek Humani Generis schreef, is in volle gang. Herman Philipse heeft het mijns inziens bijzonder treffend verwoord in zijn boek Atheïstisch Manifest en de Onredelijkheid van Religie, waar hij schrijft [19]:
"In de loop van de moderne geschiedenis hebben theologen het godsbegrip en de theologie steeds abstracter gemaakt teneinde botsingen met de wetenschap te vermijden."
Hierop is het citaat van Bertrand Russel, dat ik als inleiding heb gebruikt, geheel van toepassing. Door God in overeenstemming te laten zijn met de wetenschap, degenereert hij waar je bij staat. Zoals Pius XII al vaststelde kan er geen sprake zijn van erfzonde als Adam niet een historische figuur is geweest waarvan alle mensen afstammen. Door de evolutietheorie te erkennen, erkent men dat er geen sprake kan zijn van erfzonde. Zonder erfzonde is de mens niet afhankelijk van de genade van God, en was er geen enkele aanleiding voor verlossing, en dus ook niet voor een verlosser. Jezus stierf voor niets. Hiermee valt of staat het hele Christendom. Maar zelfs al zou een moderne godsdienstige koste wat kost willen blijven geloven in God, desnoods door al deze problematische zaken symbolisch of allegorisch te beschouwen, dan nog komt hij volgens Philipse in de problemen.
"Mijn these is nu dat alleen aan het onweerlegbaarheidsvereiste kan worden voldaan door het godsbegrip van elke inhoud te beroven. Men moet zeggen dat God volstrekt transcendent is ten opzichte van al het empirisch kenbare."
Pas in zo'n situatie is sprake van NOMA, nonoverlapping magisteria, omdat God zich hier in het transcendente domein bevindt, en niet langer in het door de wetenschap te onderzoeken domein van het kenbare, zoals Herman Philipse het verwoordt. Waarom is dit een probleem? Philipse:
"De woorden waarmee men hem beschrijft, zoals 'Vader', of 'oneindig goed', 'oneindig wijs', 'oneindig machtig', kunnen niet hun gewone betekenis hebben. Noch kunnen we uitleggen welke betekenis deze woorden wél hebben, want elke betekenisvolle uitleg verwijst direct of indirect naar het kenbare. Er is namelijk geen betekenisvolle beschrijvende term die niet verwijst naar iets wat mogelijkerwijs gekend zal worden. [...] Ook de moderne gelovige komt dus, als hij consequent is en aan het onweerlegbaarheidsvereiste voldoet, tot de slotsom dat aan het woord 'God' geen beschrijvende inhoud verleend kan worden. [...] Indien het woord 'God' geen beschrijvende inhoud heeft, is ook de uitspraak 'God bestaat' betekenisloos geworden."
Wanneer "God bestaat" een betekenisloze uitdrukking is geworden, ondergaan de drie houdingen ten opzichte van die uitdrukking, te weten gelovig (God bestaat), atheïstisch (God bestaat niet) en agnostisch (onthouding van een oordeel) hetzelfde lot: ze houden niets meer in. Herman Philipse noemt deze conclusie "semantisch atheïsme". God is volledig gedegenereerd tot een betekenisloos fenomeen, dat geen betekenis meer aan het leven kan geven.
Conclusie
Van NOMA is, gezien de religieuze claims binnen het domein waarvan ook de wetenschap claimt dat het haar domein is, geen sprake, de inspanningen van Stephen Jay Gould ten spijt. Voor beweringen die betrekking hebben op hetzelfde domein geldt dat ze onderling consistent dienen te zijn, en wanneer dergelijke beweringen uit verschillende disciplines afkomstig zijn, zal tussen deze disciplines overeenstemming moeten zijn aangaande die beweringen. Wanneer die consistentie en overeenstemming er niet zijn, is het noodzakelijk te kijken naar de methode op basis waarvan de beweringen in kwestie tot stand zijn gekomen. Wanneer de wetenschappelijke methode is toegepast, gebaseerd op waarnemingen, metingen, voorspellingen, experimenten, verificatie en falsificatie, bevestigd door empirisch bewijs, staat men vele malen sterker dan wanneer de bewering is gedaan op basis van oude dogma's, oncontroleerbare ervaringen en openbaringen, miraculeuze anekdotes, et cetera, op basis waarvan verreweg de meeste en de belangrijkste religieuze claims worden gedaan. Het staat daarom buiten kijf dat met betrekking tot waarheidsvinding de wetenschappelijke methode de voorkeur geniet, waardoor de wetenschap het primaat heeft boven religie. Theologen hebben het godsbegrip en de theologie steeds abstracter gemaakt om botsingen met de wetenschap te vermijden, en zullen dit moeten blijven doen naarmate de wetenschap voortschrijdt. Dit heeft degeneratie van het godsbegrip tot gevolg, en de godsdienstige rest niets anders dan te kiezen uit de volgende drie mogelijkheden:
- kiezen voor bewuste onwetendheid,
- vasthouden aan elkaar tegensprekende beweringen, of
- de degeneratie van God en uiteindelijk de betekenisloosheid van God en daarmee het semantisch atheïsme erkennen.
Noten
- Degeneratie, het einde van de evolutietheorie, http://www.degeneratie.nl
- Christelijk hardhout, een interview uit 2005 van Marc Peeperkoorn met onze huidige vice-premier André Rouvoet, die daarin er duidelijk blijk van geeft in zijn christelijke gretigheid de degeneratiehypothese van Scheele te hebben overgenomen, http://www.christenunie.nl/nl/k/8447/news/view/41298/59042/Christelijk-hardhout.html
- PZ Myers - Evolving proteins in snakes, 30 juni 2008, http://scienceblogs.com/pharyngula/2008/06/evolving_proteins_in_snakes.php
- Mark Isaak - The Counter-Creationism Handbook (2007, ISBN 978 0520 249264), p.52.
Zie ook de websites: - Marcel Hulspas - Degeneratie, een boekbespreking van 'Degeneratie - het einde van de evolutietheorie' van Peter M. Scheele. Het artikel is verschenen in de Skepter (tijdschrift van de Stichting Skepsis) van maart 1998. Zie ook: http://www.skepsis.nl/degeneratie.html
- Serge Hilfrich - Over Degeneratie, enkele gedachten bij de dwalingen van een EO-programmamaker, 2000, http://www.xs4all.nl/~helfrich/figments/degeneratie.html
- Fedor Steeman - Meesteroplichter degeneratie, een kritisch artikel over Scheele's boek op de website van Skepp, verschenen in 'Wonder en is gheen Wonder' - nr.2, jaargang 4, 2004. Zie ook: http://www.skepp.be/artikels/creationisme/meesteroplichter-degeneratie
- Degeneratie, een uitgebreide verhandeling over wat er allemaal schort aan Scheele's poging om de evolutietheorie onderuit te halen, op de website: 'Daarom: Evolutie!', http://www.daaromevolutie.net/default.asp?segm=6&styp=2&what=cont
- Stephen Jay Gould - Nonoverlapping Magisteria, 1997, http://www.stephenjaygould.org/library/gould_noma.html
- Pius XII - Humani Generis, Encyclical Letter Concerning Some False Opinions Which Threaten to Undermine the Foundations of Catholic Doctrine, 12 august 1950, http://www.newadvent.org/library/docs_pi12hg.htm
- Roderick Vonhögen - Eerste hulp, Stamt de mensheid van Adam en Eva af?, 29 april 2008, http://www.katholieknieuwsblad.nl/dagboek/index.php?file=roderick&id=119
- Christoph Schönborn - Evolutie door ontwerp, niet door toeval, een artikel in het Katholiek Nieuwsblad van 29 juli 2005, http://www.katholieknieuwsblad.nl/actueel22/kn2244d.htm
- Richard Dawkins - The God Delusion, 2006, ISBN 9780593055489, p. 59
- Maarten 't Hart - De Schrift Betwist, 2003, ISBN 9029515627, p. 92
- Roderick Vonhögen - Eerste hulp, Wat is een groot exorcisme?, 26 juni 2008, http://www.katholieknieuwsblad.nl/dagboek/index.php?file=roderick&id=158
- Michel Onfray - Atheologie, de hoofdzonden van jodendom, christendom en islam, 2005, ISBN 90-5330-458-4, p. 109
- Victor J. Stenger - God, the failed hypothesis, 2007, ISBN 978-1-59102-481-1, Preface p. 12
- Christopher Hitchens - God is not great, the case against religion , 2007, ISBN 978-1-84354-586-6, p. 64
- Herman Philipse - Atheïstisch Manifest en de Onredelijkheid van Religie, 8e druk, 2007, ISBN 90-351-2654-8, p. 60