Het regeerakkoord van de nieuwe regering (PvdA, CDA en ChristenUnie) laat duidelijk zien dat er christelijke partijen hebben meegesproken, zoals blijkt uit de voorstellen over abortus, koopzondagen, euthanasie en het homohuwelijk. Vooral dit laatste onderwerp ligt gevoelig, wat de afgelopen weken heeft geleid tot vele discussies. De heikele kwestie is of trouwambtenaren mogen weigeren een huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht te voltrekken op grond van gewetensbezwaren. De nieuwe regering onderschrijft dit.
De argumenten daarvoor zijn echter bijzonder slecht. Wat nog erger is, is dat het toestaan van een dergelijke weigering in strijd is met het eerste artikel van de Nederlandse Grondwet, er is immers geen sprake van gelijke behandeling in gelijke gevallen. De ingezonden brief van Daniel Beltzar in de Sp!ts van 7 maart is typerend voor de reden waarop vooral christenen de weigeringsmogelijkheid billijken. Hij meent dat "hoe je het ook wendt of keert" het huwelijk "is gemaakt en ontstaan om man en vrouw met elkaar te verbinden". Dit is misschien voor hem, vanuit zijn persoonlijke religieuze opvattingen, vanzelfsprekend, maar in dit land hebben we gelukkig een scheiding van kerk en staat. De staat is niet gebonden aan religieuze opvattingen, maar aan democratisch gekozen wetten.
Een volgend veelgebruikt argument zijn de gewetensbezwaren van de ambtenaar zelf, zijn persoonlijke opvatting in dezen. De grote fout in dit argument is dat de betreffende ambtenaar daar niet als persoon staat, maar als vertegenwoordiger van de staat. Vanwege deze reden draagt een ambtenaar (net als een rechter) een toga, een teken dat hij of zij daar staat als drager van een staatkundige functie, niet als persoon. Het is derhalve totaal irrelevant wat een ambtenaar voor persoonlijke opvattingen huldigt. Een ambtenaar die weigert de taken van zijn beroep uit te voeren, zal een andere baan moeten zoeken.
Tot slot is er nog het argument dat er naast de weigerende ambtenaren nog andere ambtenaren zijn die het huwelijk wel willen voltrekken. Dit is misschien het geval, maar gaat voorbij aan de principiële kwestie die hier in het geding is, namelijk de neutraliteit van de staat en de gelijke behandeling van haar burgers.
Samenvattend zijn de argumenten voor het weigeren van het huwen van homoseksuelen dus niet steekhoudend. Ze zijn in strijd met de neutraliteit van de staat en het eerste artikel van de Nederlandse Grondwet. Een vergelijkbare kwestie zou zich voordoen als een ambtenaar wegens gewetensbezwaren zou weigeren om twee negers te trouwen. Een dergelijke weigering zou verafschuwd worden, en terecht. Laten we daarom hopen dat de regering snel afstand neemt van de gênante en ongrondwettelijke mogelijkheid die vertegenwoordigers van de overheid in staat stelt haar burgers te discrimineren.