Warning: "continue" targeting switch is equivalent to "break". Did you mean to use "continue 2"? in /var/www/vhosts/deatheist.nl/httpdocs/modules/mod_jf_mobilemenu/helper.php on line 83

The God Delusion is het nieuwste boek van de wereldberoemde evolutiebioloog en atheïst Richard Dawkins (1941). Deze schrijver kreeg bekendheid met het inmiddels dertig jaar oude boek The Selfish Gene (Ned. vert. Onze zelfzuchtige genen), waarin hij het gen als eenheid van selectie postuleerde. Buiten wetenschappelijke kringen is hij voornamelijk bekend geworden vanwege zijn uitgesproken atheïsme. In zijn eerdere boeken schreef hij voornamelijk over evolutiebiologie, zijn eigen vakgebied. In zijn laatste boek richt hij zijn pijlen op religie, en wel op niet mis te verstane wijze. The God Delusion is al enige tijd uit en in de VS en het Verenigd Koninkrijk een bestseller geworden. Eind november komt de Nederlandse vertaling uit onder de titel God Als Misvatting bij Nieuw Amsterdam Uitgevers.

Dawkins begint met uiteen te zetten wat hij aanvalt. Niet de God van Einstein of Hawking, die God louter als metafoor gebruikten en zeker geen theïsten waren/zijn. De schrijver richt zijn pijlen op de theïst: "Een theïst gelooft in een bovennatuurlijk wezen dat na zich te hebben gekweten van zijn voornaamste taak - de schepping van het universum - nog altijd present is om toe te zien op het lot van zijn schepping en er invloed op uit te oefenen."

In het eerste hoofdstuk van zijn boek stelt Dawkins tevens de immens populaire opvatting aan de kaak dat je vanzelfsprekend respect moet hebben voor iemands geloof. Waarom is respect voor iemands geloofsovertuigingen vanzelfsprekend, hoe apert onwaar of verwerpelijk ze ook zijn? Waarom mag je wel iemands politieke of ethische opvattingen bekritiseren, maar zijn religieuze niet? Blijkbaar verdient een geloofsovertuiging meer respect dan welke andere overtuiging ook, simpelweg omdat het geloof is. Zelfs in de rechtspraak genieten religieuze opvattingen meer 'respect'. Dawkins haalt het voorbeeld aan waarbij het Amerikaanse Hooggerechtshof het gebruik van een illegale drugs toestaat, omdat het volgens aanhangers van een bepaalde religieuze groepering nodig is om God te begrijpen. Hij sluit het hoofdstuk af met: "Het is in het licht van de ongeëvenaarde arrogantie waarmee eerbied voor godsdienst wordt geëist, dat ik mijn disclaimer voor dit boek formuleer. Ik zal niet alles op alles zetten om mensen te beledigen, maar ik zal evenmin welke religie dan ook met fluwelen handschoenen aanpakken of het geloof milder benaderen dan ik andere zaken benader."

In het tweede hoofdstuk zet Dawkins uiteen waarom hij God beschouwt als een wetenschappelijke hypothese, een hypothese die het aflegt tegen de hypothese dat we in een goddeloos universum leven. Dit doet hij niet omdat de ene hypothese absoluut te bewijzen is of de andere absoluut te weerleggen is, maar door te kijken naar de waarschijnlijkheid. Een verwijt dat vaak gemaakt wordt jegens zowel de theïst en de atheïst, dat ze beiden het bestaan van God respectievelijk niet kunnen bewijzen noch weerleggen, wordt daarmee ontzenuwd. De agnosticus, die bovenstaand verwijt meestal maakt en daarmee denkt zelf de meest redelijke positie in te nemen, gaat voorbij aan dit punt van waarschijnlijkheid. Het bestaan van veel entiteiten is noch te bewijzen noch te weerleggen, maar dat wil echter niet zeggen dat het bestaan en niet-bestaan daarom ook even waarschijnlijk is. Wie kan bewijzen dat tandenfeeën, Moeder de Gans en het Vliegende Spaghettimonster niet bestaan? Ondanks de afwezigheid van absolute weerlegging is niemand agnostisch ten aanzien van deze wezens, we zijn allemaal atheïsten omdat we denken dat het niet-bestaan veel waarschijnlijker is dan het bestaan. Dawkins beargumenteert waarom God ook tot het bovenstaande rijtje behoort.

Ook de politiek correcte opvatting dat wetenschap en religie twee niet-overlappende expertisevelden (non-overlapping magisteria, NOMA) bestrijken, wordt in het tweede hoofdstuk flink van kritiek voorzien. Volgens NOMA bestrijkt de wetenschap het empirisch waarneembare (feiten en theorieën) en religie de zinvragen en morele kwesties. Deze these is verdedigd door eminente geleerden als (agnosticus) Stephen J. Gould en (atheïst) Michael Ruse, maar volgens Dawkins niet houdbaar. Hij vraag zich af waarom we juist bij theologen te rade moeten gaan voor antwoorden op de grote vragen: "Waarom niet de tuinman of de kok?" Wat voor expertise hebben theologen wel en anderen niet dat we juist naar hen moeten stappen? Evenzo vraagt Dawkins zich af waarom we voor moraal bij religie moeten zijn: "Het feit dat religie verder niets anders heeft bij te dragen tot de wijsheid van het mensdom is geen reden om godsdienst dan maar carte blanche te geven om ons voor te schrijven hoe we ons hebben te gedragen." Tot slot wijst Dawkins erop dat religie wel degelijk uitspraken doet, en ook moet doen, over het 'magisterium van de wetenschap', waarmee ze NOMA eigenhandig ten grave draagt.

In het derde hoofdstuk gaat Dawkins in op de argumenten voor het bestaan van God, van de vermeende bewijzen van de beroemde theoloog Thomas van Aquino tot de gok van de grote wiskundige Blaise Pascal. Dawkins laat achtereenvolgens zien waarom geen van deze argumenten steekhoudend zijn. Het laatste argument dat hij bekritiseert, is het argument dat gebruikmaakt van het theorema van Bayes. Hiermee wordt geprobeerd een getal te plakken op de waarschijnlijkheid van het bestaan van God, hetgeen Dawkins komisch noemt. Hij vindt het argument zo zwak, dat hij schrijft geaarzeld te hebben om het te bespreken. Veruit de meeste aandacht geeft Dawkins aan het teleologische argument, dat de complexiteit en doelmatigheid in de natuur ten tonele voert.

Dawkins wijst erop dat God als verklaring van de complexiteit en doelmatigheid een non-verklaring is. Door een complexe God te postuleren ter verklaring van de complexiteit van de natuur, rijst logischerwijs de vraag wie God schiep, hetgeen uitmondt in een oneindige regressie, zonder dat er ook maar iets verklaard wordt. Een veel eleganter en bevredigender alternatief is volgens Dawkins evolutie door natuurlijke selectie. Dit is Dawkins' eigen vakgebied en het onderwerp geweest van meerdere boeken, waaronder The Blind Watchmaker (Ned. vert.: De blinde horlogemaker) en Climbing Mount Improbable (Ned. vert.: Het toppunt van onwaarschijnlijkheid). Evolutie door natuurlijke selectie is het proces waarbij blinde natuurwetten door de kracht van cumulatieve selectie voor complexe en ogenschijnlijk doelbewuste producten kunnen zorgen.

Op grond van het falen van de argumenten voor het bestaan van God en de kracht van de naturalistische verklaring voor het universum, komt Dawkins in hoofdstuk vier tot de conclusie dat er vrijwel zeker geen God bestaat. Dit "vrijwel zeker" slaat op de open mind die hij behoort te behouden als wetenschapper: mocht er ooit deugdelijk bewijs komen dat God wél bestaat, zal ook hij zijn overtuiging moeten herzien. Tot die tijd is atheïsme de enige houdbare positie.

Dat Dawkins een wetenschapper is, en geen filosoof, blijkt onder andere uit het feit dat hij geen of weinig aandacht besteedt aan andere argumenten tegen het bestaan van God. Hij zou bijvoorbeeld uitvoeriger kunnen wijzen op de logische inconsistentie van de eigenschappen van God. Een ander interessant argument is het probleem van het waarheidscriterium: hoe te bepalen wat werkelijk door God geopenbaard is als verschillende gelovigen tegenstrijdige opvattingen huldigen? Ook gaat hij mijns inziens te weinig in op het feit dat de godsconceptie aan verandering onderhevig is en aangepast wordt aan de cultuur, een sterk argument dat de mens God heeft geschapen, en niet andersom. Tot slot had hij er nog op kunnen wijzen dat als de geest niet los kan bestaan van de hersenen, zoals de moderne neurowetenschappen hebben aangetoond, ook de Ultieme Geest, God zelf, niet zonder een immens brein kan bestaan.

In hoofdstuk vijf komt een vraag aan de orde die elke atheïst zichzelf stelt: als goden niet bestaan, hoe moeten we dan verklaren dat toch zovelen geloven? Het aantal verklaringen dat hiervoor gegeven is in de loop der tijd is enorm. Dawkins denkt dat religie een toevallig bijproduct is van de nuttige eigenschap die kinderen hebben om alles te geloven wat hun ouders en andere autoriteiten het vertellen. Hij pleit voor een memetische verklaring voor de verschillende religies. Memetica is een vrij recent verklaringsmodel voor de ontwikkeling van culturele fenomenen. Het komt van het woord meme, dat Dawkins zelf bedacht heeft in The Selfish Gene, de culturele equivalent van het gen. De religies die de beste eigenschappen hebben voor proliferatie zullen in de loop der tijd prevaleren

Hoofdstuk zes en zeven gaan over moraal. Moeten we ons daarvoor richten tot religie? Is zonder God niet alles geoorloofd? Dawkins' antwoord is uiteraard een duidelijk nee. Moraal heeft een goede evolutionaire verklaring en hoeft zeker niet geworteld te zijn in religie. Dit doet hij onder andere door te verwijzen naar de vele moreel verwerpelijke passages uit 'heilige' geschriften. Zijn punt is niet alleen dat een God die met een dergelijke moraal komt een gruwel is, maar dat veruit de meeste gelovigen er zelf niet (meer) naar handelen. Niemand (althans, in de beschaafde wereld) stenigt nog godslasteraars en meisjes die niet bloeden in de huwelijksnacht. Blijkbaar zijn gelovigen zelf in staat om te bepalen wat goede regels zijn om na te leven en welke niet, hetgeen betekent dat moraal onafhankelijk is van religie.

Men zou zich af kunnen vragen waarom Dawkins zo fel ageert tegen religie. Wat mankeert er aan geloven? Vanwaar dat vijandige? Hier gaat hij uitgebreid op in in de hoofdstukken acht en negen. Hij laat onder andere zien welke negatieve gevolgen religie kan hebben op de wetenschap, op andersdenkenden, op homoseksuelen en op familierelaties. Hij gebruikt vele voorbeelden om dit te illustreren, maar deze voorbeelden hebben vooral betrekking op de VS en in mindere mate Engeland. Het is huiveringwekkend om te zien dat het machtigste land ter wereld een groot en invloedrijk bolwerk van fundamentalistische christenen bevat. Desondanks spelen de meeste voorbeelden die hij aanhaalt (gelukkig) niet of nauwelijks in Nederland. De gematigde positie, die over het algemeen zo kenmerkend is voor Nederland, komt er echter niet kritiekloos vanaf. Volgens Dawkins werkt religie, hoe gematigd ook, fanatisme in de hand omdat het in wezen leert heilig en kritiekloos in iets te geloven zonder dat daar goede bewijzen of argumenten voor zijn.

Extra aandacht geeft hij aan religie en kinderen, waaraan hoofdstuk negen gewijd is. Ook hier weer illustreert hij aan de hand van voorbeelden wat religie met kinderen kan doen. Vooral in de VS zijn grote groepen erop gebrand kinderen zo vroeg mogelijk te indoctrineren, waarbij soms zelfs methoden worden gebruikt die kinderen nachtmerries bezorgen. Hij beschouwt deze indoctrinatie als een vorm van mentale kindermishandeling omdat de geestelijke vrijheid van het kind ernstig in het gedrang komt.

Een punt waarvoor Dawkins extra aandacht wil, is het labelen van kinderen met de religie van hun ouders: er bestaat niet zoiets als een katholiek meisje of een joods jongetje. Kinderen zijn te jong om over deze zaken hun positie te bepalen, net zo min als dat ze hun positie kunnen bepalen ten aanzien van economie of politiek. Dawkins schrijft: "Volgens mij zouden we ook allemaal spontaan een rilling moeten voelen wanneer we horen dat een klein kind wordt bestempeld als behorend tot een of andere godsdienst. […] Alleen al het horen van termen als 'christelijk kind' of 'moslimkind' zou ons in de oren moeten klinken als het krassen van een vingernagel op een schoolbord."

Het laatste hoofdstuk gaat over het grote misverstand dat mensen die zonder God leven wel een grote leemte in hun leven moeten ervaren. Waar moet je bijvoorbeeld inspiratie en troost vandaan halen zonder God? Dawkins beargumenteert dat we ook hier God niet voor nodig hebben. Wetenschap, filosofie en humaniteit kunnen ons op realistische wijze vervullen met inspiratie, verwondering, troost en betekenis. "Een echt volwassen kijk op het leven […] is dat het leven zo betekenisvol, zo gevuld en zo mooi is als we het zelf maken. En we kunnen het leven verdraaid mooi maken."

God Als Misvatting is een sterk en mooi boek, geschreven door een auteur die vol passie zijn opvattingen verdedigt. Ook bevat het boek een aantal gegevens waarvan ik nog niet op de hoogte was. "Als dit boek teweegbrengt wat ik hoop, dan zullen gelovige lezers die het openen atheïsten zijn als ze het weer neerleggen." schrijft Dawkins in zijn voorwoord, maar ook zelf wel inziend dat dit veel te optimistisch is. De echte fanatiekelingen zijn niet voor de rede vatbaar en zullen het boek waarschijnlijk niet eens openslaan (of open durven te slaan). Hij richt zich dan ook voornamelijk tot de vrije geesten die wél open staan voor andermans argumenten.

Door de vertaling is het boek het tweede recente boek in het Nederlands ter verdediging van het atheïsme. Ofschoon de bundel Atheïstisch Manifest & De onredelijkheid van religie van filosoof Herman Philipse filosofisch gezien geraffineerder in elkaar zit, vrees ik dat het minder indruk heeft gemaakt op de gemiddelde gelovige dan Dawkins' nieuwste boek kan bewerkstelligen. Dawkins betoog is persoonlijker, breder en toegankelijker voor leken op filosofisch gebied, maar is filosofisch minder diepgaand.

Tot slot nog een opmerking over de vertaling. Ik vind het jammer dat The God Delusion vertaald is als God Als Misvatting. Deze milde vertaling, zoals de vertaler het noemt, doet afbreuk aan de provocerende titel die Dawkins bewust gebruikt heeft. Een betere vertaling zou God Als Waan zijn geweest, omdat het woord "waan" precies omschrijft hoe Dawkins geloof beschouwt: een onjuiste, ongegronde mening omtrent iets, datgene waarvan men ten onrechte meent dat het waar of werkelijk is (Grote Van Dale). Of de oorspronkelijke titel een handige keus van Dawkins is geweest betwijfel ik. Het zal mensen, en vooral de gelovigen onder hen, eerder afschrikken dan motiveren het boek op te pakken. Ondanks de onjuist vertaalde titel is de Nederlandse vertaling aan te bevelen. Het maakt het boek toegankelijker, zeker voor lezers die niet al te bekend zijn met de Engelse taal (die Dawkins overigens prachtig schrijft en spreekt). Tevens is een Nederlandstalig boek gemakkelijker aan te bevelen aan vrienden, familie of belangstellenden.

Scherp, helder en passioneel als altijd laat Dawkins zonder ingewikkelde filosofische argumentaties zien dat goden hoogstwaarschijnlijk niet bestaan en dat we ook prima zonder kunnen. Het ideale kerstcadeau!

 

Wie zijn er online?

We hebben 89 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Pat CondellPat Condell, Engelse comediant, auteur en maker van filmpjes op het internet, waarin hij het opneemt voor het secularisme en het atheïsme.

Citaat

I agree that billions of people "feel" god exists, but feelings are only evidence of what lies in our hearts and dreams. Feelings do not tell us much about reality outside of ourselves.

~ Richard Carrier

The God Delusion is het nieuwste boek van de wereldberoemde evolutiebioloog en atheïst Richard Dawkins (1941). Deze schrijver kreeg bekendheid met het inmiddels dertig jaar oude boek The Selfish Gene (Ned. vert. Onze zelfzuchtige genen), waarin hij het gen als eenheid van selectie postuleerde. Buiten wetenschappelijke kringen is hij voornamelijk bekend geworden vanwege zijn uitgesproken atheïsme. In zijn eerdere boeken schreef hij voornamelijk over evolutiebiologie, zijn eigen vakgebied. In zijn laatste boek richt hij zijn pijlen op religie, en wel op niet mis te verstane wijze. The God Delusion is al enige tijd uit en in de VS en het Verenigd Koninkrijk een bestseller geworden. Eind november komt de Nederlandse vertaling uit onder de titel God Als Misvatting bij Nieuw Amsterdam Uitgevers.

Dawkins begint met uiteen te zetten wat hij aanvalt. Niet de God van Einstein of Hawking, die God louter als metafoor gebruikten en zeker geen theïsten waren/zijn. De schrijver richt zijn pijlen op de theïst: "Een theïst gelooft in een bovennatuurlijk wezen dat na zich te hebben gekweten van zijn voornaamste taak - de schepping van het universum - nog altijd present is om toe te zien op het lot van zijn schepping en er invloed op uit te oefenen."

In het eerste hoofdstuk van zijn boek stelt Dawkins tevens de immens populaire opvatting aan de kaak dat je vanzelfsprekend respect moet hebben voor iemands geloof. Waarom is respect voor iemands geloofsovertuigingen vanzelfsprekend, hoe apert onwaar of verwerpelijk ze ook zijn? Waarom mag je wel iemands politieke of ethische opvattingen bekritiseren, maar zijn religieuze niet? Blijkbaar verdient een geloofsovertuiging meer respect dan welke andere overtuiging ook, simpelweg omdat het geloof is. Zelfs in de rechtspraak genieten religieuze opvattingen meer 'respect'. Dawkins haalt het voorbeeld aan waarbij het Amerikaanse Hooggerechtshof het gebruik van een illegale drugs toestaat, omdat het volgens aanhangers van een bepaalde religieuze groepering nodig is om God te begrijpen. Hij sluit het hoofdstuk af met: "Het is in het licht van de ongeëvenaarde arrogantie waarmee eerbied voor godsdienst wordt geëist, dat ik mijn disclaimer voor dit boek formuleer. Ik zal niet alles op alles zetten om mensen te beledigen, maar ik zal evenmin welke religie dan ook met fluwelen handschoenen aanpakken of het geloof milder benaderen dan ik andere zaken benader."

In het tweede hoofdstuk zet Dawkins uiteen waarom hij God beschouwt als een wetenschappelijke hypothese, een hypothese die het aflegt tegen de hypothese dat we in een goddeloos universum leven. Dit doet hij niet omdat de ene hypothese absoluut te bewijzen is of de andere absoluut te weerleggen is, maar door te kijken naar de waarschijnlijkheid. Een verwijt dat vaak gemaakt wordt jegens zowel de theïst en de atheïst, dat ze beiden het bestaan van God respectievelijk niet kunnen bewijzen noch weerleggen, wordt daarmee ontzenuwd. De agnosticus, die bovenstaand verwijt meestal maakt en daarmee denkt zelf de meest redelijke positie in te nemen, gaat voorbij aan dit punt van waarschijnlijkheid. Het bestaan van veel entiteiten is noch te bewijzen noch te weerleggen, maar dat wil echter niet zeggen dat het bestaan en niet-bestaan daarom ook even waarschijnlijk is. Wie kan bewijzen dat tandenfeeën, Moeder de Gans en het Vliegende Spaghettimonster niet bestaan? Ondanks de afwezigheid van absolute weerlegging is niemand agnostisch ten aanzien van deze wezens, we zijn allemaal atheïsten omdat we denken dat het niet-bestaan veel waarschijnlijker is dan het bestaan. Dawkins beargumenteert waarom God ook tot het bovenstaande rijtje behoort.

Ook de politiek correcte opvatting dat wetenschap en religie twee niet-overlappende expertisevelden (non-overlapping magisteria, NOMA) bestrijken, wordt in het tweede hoofdstuk flink van kritiek voorzien. Volgens NOMA bestrijkt de wetenschap het empirisch waarneembare (feiten en theorieën) en religie de zinvragen en morele kwesties. Deze these is verdedigd door eminente geleerden als (agnosticus) Stephen J. Gould en (atheïst) Michael Ruse, maar volgens Dawkins niet houdbaar. Hij vraag zich af waarom we juist bij theologen te rade moeten gaan voor antwoorden op de grote vragen: "Waarom niet de tuinman of de kok?" Wat voor expertise hebben theologen wel en anderen niet dat we juist naar hen moeten stappen? Evenzo vraagt Dawkins zich af waarom we voor moraal bij religie moeten zijn: "Het feit dat religie verder niets anders heeft bij te dragen tot de wijsheid van het mensdom is geen reden om godsdienst dan maar carte blanche te geven om ons voor te schrijven hoe we ons hebben te gedragen." Tot slot wijst Dawkins erop dat religie wel degelijk uitspraken doet, en ook moet doen, over het 'magisterium van de wetenschap', waarmee ze NOMA eigenhandig ten grave draagt.

In het derde hoofdstuk gaat Dawkins in op de argumenten voor het bestaan van God, van de vermeende bewijzen van de beroemde theoloog Thomas van Aquino tot de gok van de grote wiskundige Blaise Pascal. Dawkins laat achtereenvolgens zien waarom geen van deze argumenten steekhoudend zijn. Het laatste argument dat hij bekritiseert, is het argument dat gebruikmaakt van het theorema van Bayes. Hiermee wordt geprobeerd een getal te plakken op de waarschijnlijkheid van het bestaan van God, hetgeen Dawkins komisch noemt. Hij vindt het argument zo zwak, dat hij schrijft geaarzeld te hebben om het te bespreken. Veruit de meeste aandacht geeft Dawkins aan het teleologische argument, dat de complexiteit en doelmatigheid in de natuur ten tonele voert.

Dawkins wijst erop dat God als verklaring van de complexiteit en doelmatigheid een non-verklaring is. Door een complexe God te postuleren ter verklaring van de complexiteit van de natuur, rijst logischerwijs de vraag wie God schiep, hetgeen uitmondt in een oneindige regressie, zonder dat er ook maar iets verklaard wordt. Een veel eleganter en bevredigender alternatief is volgens Dawkins evolutie door natuurlijke selectie. Dit is Dawkins' eigen vakgebied en het onderwerp geweest van meerdere boeken, waaronder The Blind Watchmaker (Ned. vert.: De blinde horlogemaker) en Climbing Mount Improbable (Ned. vert.: Het toppunt van onwaarschijnlijkheid). Evolutie door natuurlijke selectie is het proces waarbij blinde natuurwetten door de kracht van cumulatieve selectie voor complexe en ogenschijnlijk doelbewuste producten kunnen zorgen.

Op grond van het falen van de argumenten voor het bestaan van God en de kracht van de naturalistische verklaring voor het universum, komt Dawkins in hoofdstuk vier tot de conclusie dat er vrijwel zeker geen God bestaat. Dit "vrijwel zeker" slaat op de open mind die hij behoort te behouden als wetenschapper: mocht er ooit deugdelijk bewijs komen dat God wél bestaat, zal ook hij zijn overtuiging moeten herzien. Tot die tijd is atheïsme de enige houdbare positie.

Dat Dawkins een wetenschapper is, en geen filosoof, blijkt onder andere uit het feit dat hij geen of weinig aandacht besteedt aan andere argumenten tegen het bestaan van God. Hij zou bijvoorbeeld uitvoeriger kunnen wijzen op de logische inconsistentie van de eigenschappen van God. Een ander interessant argument is het probleem van het waarheidscriterium: hoe te bepalen wat werkelijk door God geopenbaard is als verschillende gelovigen tegenstrijdige opvattingen huldigen? Ook gaat hij mijns inziens te weinig in op het feit dat de godsconceptie aan verandering onderhevig is en aangepast wordt aan de cultuur, een sterk argument dat de mens God heeft geschapen, en niet andersom. Tot slot had hij er nog op kunnen wijzen dat als de geest niet los kan bestaan van de hersenen, zoals de moderne neurowetenschappen hebben aangetoond, ook de Ultieme Geest, God zelf, niet zonder een immens brein kan bestaan.

In hoofdstuk vijf komt een vraag aan de orde die elke atheïst zichzelf stelt: als goden niet bestaan, hoe moeten we dan verklaren dat toch zovelen geloven? Het aantal verklaringen dat hiervoor gegeven is in de loop der tijd is enorm. Dawkins denkt dat religie een toevallig bijproduct is van de nuttige eigenschap die kinderen hebben om alles te geloven wat hun ouders en andere autoriteiten het vertellen. Hij pleit voor een memetische verklaring voor de verschillende religies. Memetica is een vrij recent verklaringsmodel voor de ontwikkeling van culturele fenomenen. Het komt van het woord meme, dat Dawkins zelf bedacht heeft in The Selfish Gene, de culturele equivalent van het gen. De religies die de beste eigenschappen hebben voor proliferatie zullen in de loop der tijd prevaleren

Hoofdstuk zes en zeven gaan over moraal. Moeten we ons daarvoor richten tot religie? Is zonder God niet alles geoorloofd? Dawkins' antwoord is uiteraard een duidelijk nee. Moraal heeft een goede evolutionaire verklaring en hoeft zeker niet geworteld te zijn in religie. Dit doet hij onder andere door te verwijzen naar de vele moreel verwerpelijke passages uit 'heilige' geschriften. Zijn punt is niet alleen dat een God die met een dergelijke moraal komt een gruwel is, maar dat veruit de meeste gelovigen er zelf niet (meer) naar handelen. Niemand (althans, in de beschaafde wereld) stenigt nog godslasteraars en meisjes die niet bloeden in de huwelijksnacht. Blijkbaar zijn gelovigen zelf in staat om te bepalen wat goede regels zijn om na te leven en welke niet, hetgeen betekent dat moraal onafhankelijk is van religie.

Men zou zich af kunnen vragen waarom Dawkins zo fel ageert tegen religie. Wat mankeert er aan geloven? Vanwaar dat vijandige? Hier gaat hij uitgebreid op in in de hoofdstukken acht en negen. Hij laat onder andere zien welke negatieve gevolgen religie kan hebben op de wetenschap, op andersdenkenden, op homoseksuelen en op familierelaties. Hij gebruikt vele voorbeelden om dit te illustreren, maar deze voorbeelden hebben vooral betrekking op de VS en in mindere mate Engeland. Het is huiveringwekkend om te zien dat het machtigste land ter wereld een groot en invloedrijk bolwerk van fundamentalistische christenen bevat. Desondanks spelen de meeste voorbeelden die hij aanhaalt (gelukkig) niet of nauwelijks in Nederland. De gematigde positie, die over het algemeen zo kenmerkend is voor Nederland, komt er echter niet kritiekloos vanaf. Volgens Dawkins werkt religie, hoe gematigd ook, fanatisme in de hand omdat het in wezen leert heilig en kritiekloos in iets te geloven zonder dat daar goede bewijzen of argumenten voor zijn.

Extra aandacht geeft hij aan religie en kinderen, waaraan hoofdstuk negen gewijd is. Ook hier weer illustreert hij aan de hand van voorbeelden wat religie met kinderen kan doen. Vooral in de VS zijn grote groepen erop gebrand kinderen zo vroeg mogelijk te indoctrineren, waarbij soms zelfs methoden worden gebruikt die kinderen nachtmerries bezorgen. Hij beschouwt deze indoctrinatie als een vorm van mentale kindermishandeling omdat de geestelijke vrijheid van het kind ernstig in het gedrang komt.

Een punt waarvoor Dawkins extra aandacht wil, is het labelen van kinderen met de religie van hun ouders: er bestaat niet zoiets als een katholiek meisje of een joods jongetje. Kinderen zijn te jong om over deze zaken hun positie te bepalen, net zo min als dat ze hun positie kunnen bepalen ten aanzien van economie of politiek. Dawkins schrijft: "Volgens mij zouden we ook allemaal spontaan een rilling moeten voelen wanneer we horen dat een klein kind wordt bestempeld als behorend tot een of andere godsdienst. […] Alleen al het horen van termen als 'christelijk kind' of 'moslimkind' zou ons in de oren moeten klinken als het krassen van een vingernagel op een schoolbord."

Het laatste hoofdstuk gaat over het grote misverstand dat mensen die zonder God leven wel een grote leemte in hun leven moeten ervaren. Waar moet je bijvoorbeeld inspiratie en troost vandaan halen zonder God? Dawkins beargumenteert dat we ook hier God niet voor nodig hebben. Wetenschap, filosofie en humaniteit kunnen ons op realistische wijze vervullen met inspiratie, verwondering, troost en betekenis. "Een echt volwassen kijk op het leven […] is dat het leven zo betekenisvol, zo gevuld en zo mooi is als we het zelf maken. En we kunnen het leven verdraaid mooi maken."

God Als Misvatting is een sterk en mooi boek, geschreven door een auteur die vol passie zijn opvattingen verdedigt. Ook bevat het boek een aantal gegevens waarvan ik nog niet op de hoogte was. "Als dit boek teweegbrengt wat ik hoop, dan zullen gelovige lezers die het openen atheïsten zijn als ze het weer neerleggen." schrijft Dawkins in zijn voorwoord, maar ook zelf wel inziend dat dit veel te optimistisch is. De echte fanatiekelingen zijn niet voor de rede vatbaar en zullen het boek waarschijnlijk niet eens openslaan (of open durven te slaan). Hij richt zich dan ook voornamelijk tot de vrije geesten die wél open staan voor andermans argumenten.

Door de vertaling is het boek het tweede recente boek in het Nederlands ter verdediging van het atheïsme. Ofschoon de bundel Atheïstisch Manifest & De onredelijkheid van religie van filosoof Herman Philipse filosofisch gezien geraffineerder in elkaar zit, vrees ik dat het minder indruk heeft gemaakt op de gemiddelde gelovige dan Dawkins' nieuwste boek kan bewerkstelligen. Dawkins betoog is persoonlijker, breder en toegankelijker voor leken op filosofisch gebied, maar is filosofisch minder diepgaand.

Tot slot nog een opmerking over de vertaling. Ik vind het jammer dat The God Delusion vertaald is als God Als Misvatting. Deze milde vertaling, zoals de vertaler het noemt, doet afbreuk aan de provocerende titel die Dawkins bewust gebruikt heeft. Een betere vertaling zou God Als Waan zijn geweest, omdat het woord "waan" precies omschrijft hoe Dawkins geloof beschouwt: een onjuiste, ongegronde mening omtrent iets, datgene waarvan men ten onrechte meent dat het waar of werkelijk is (Grote Van Dale). Of de oorspronkelijke titel een handige keus van Dawkins is geweest betwijfel ik. Het zal mensen, en vooral de gelovigen onder hen, eerder afschrikken dan motiveren het boek op te pakken. Ondanks de onjuist vertaalde titel is de Nederlandse vertaling aan te bevelen. Het maakt het boek toegankelijker, zeker voor lezers die niet al te bekend zijn met de Engelse taal (die Dawkins overigens prachtig schrijft en spreekt). Tevens is een Nederlandstalig boek gemakkelijker aan te bevelen aan vrienden, familie of belangstellenden.

Scherp, helder en passioneel als altijd laat Dawkins zonder ingewikkelde filosofische argumentaties zien dat goden hoogstwaarschijnlijk niet bestaan en dat we ook prima zonder kunnen. Het ideale kerstcadeau!

Wie zijn er online?

We hebben 89 gasten en geen leden online

Geef je mening

Welke positie over het bestaan van god(en) onderschrijft u?

Bekende atheïsten

Pat CondellPat Condell, Engelse comediant, auteur en maker van filmpjes op het internet, waarin hij het opneemt voor het secularisme en het atheïsme.

Citaat

I agree that billions of people "feel" god exists, but feelings are only evidence of what lies in our hearts and dreams. Feelings do not tell us much about reality outside of ourselves.

~ Richard Carrier